Het beleidsprogramma spreekt over een cultuur- en systeemverandering bij de overheid en de sector. Deze richt zich op opschaling van de markt van industrieel bouwen en verbouwen in een gedigitaliseerd proces, met producten van hogere (milieu)kwaliteit en lagere kosten. Doelstelling voor 2025 is dat er in alle segmenten van de gebouwde omgeving met veel gelijksoortige woningtypen (contingenten) nieuwe marktrijpe producten van hogere (milieu)kwaliteit en lagere kosten zijn. En dat in 2030 industrieel en in een gedigitaliseerd proces bouwen en verbouwen de standaard zijn in alle contingenten die daarvoor geschikt zijn. De helft van de totale markt moet op deze wijze worden bediend.
Het consortium Integrale Energietransitie Bestaande Bouw (IEBB) speelt de sleutelrol bij de ontwikkeling van deze aanpak. Dit consortium bestaat uit ruim 125 deelnemers vanuit kennisinstellingen, de bouw-, techniek- en ontwerpsector, overheden, woningeigenaren en bewoners. Alle grote partijen doen mee. TNO is penvoerder. Doel is opschaling naar 200.000 renovaties per jaar vóór het jaar 2030. In 38 deelprojecten wordt gewerkt aan innovatieve oplossingen voor warmteconversie en opslag, industrialisatieconcepten, ketenintegratie en samenwerkingsvormen. “Maatwerk bieden voor iedere woning is niet te doen”, schrijft TNO op haar site. “We moeten naar een aanpak toe waarbij standaardoplossingen leidend zijn”. En “De oplossing is het vertrekpunt, niet de woning”. De vraag is of dit gaat werken. Hoe realistisch is het idee van vraagbundeling van duizenden of zelfs tienduizenden woningen uit het hele land?
“Hoe realistisch is het idee van vraagbundeling van duizenden of zelfs tienduizenden woningen uit het hele land?”
Iedereen die een beetje bekend is met de lokale energiebesparingspraktijk, ziet een heel andere werkelijkheid. Deze gaat niet uit van de woning of bepaalde technieken, maar stelt de woningeigenaar centraal. De reden hiervoor is simpel: woningen nemen geen besluiten, woningeigenaren wel.
De praktijk van gemeenten is in toenemende mate dat ze in de Transitievisie Warmte een aantal wijken, buurten en dorpen aanwijzen die als eerste aardgasvrij moeten worden. In deze wijken wordt, vaak samen met een groep actieve bewoners gestart met een praktische energiebesparingsaanpak die sowieso voor elke aardgasvrije oplossing nodig is. Gedurende deze periode zoekt de gemeente samen met bewoners een aardgasvrije oplossing voor het geheel.
Bij de lokale besparingsaanpak staat de bewonersreis centraal. Een mooi voorbeeld hiervan zien we in West-Brabant. De term is bewust niet klantreis, omdat onafhankelijkheid voorop staat bij de ondersteuning van bewoners. Om het doel te bereiken dat alle bewoners in een wijk, buurt of dorp hun woning geschikt maken voor een 60 – 70 graden oplossing (warmtenet of zeer lage temperatuur warmtenet plus all electric) of 40 -50 graden oplossing (all electric) blijkt een meerjarige aanpak nodig van alle onderdelen van de bewonersreis via een combinatie van ondersteuning door redelijk deskundige energiecoaches in combinatie met deskundigen op het gebied van woningverduurzaming en financiering.
“Mensen hebben onafhankelijke begeleiding nodig, geen verkooppraatjes.”
De bewonersreis begint met het besef dat enorm veel communicatie nodig is voordat je een bredere groep mensen bereikt. Het nemen van besparende maatregelen is geen prioriteit voor de meeste woningeigenaren (behalve bij een verhuizing). De meeste mensen weten ook niet waar ze moeten beginnen en wat een verstandige aanpak is. Mensen ervaren de landelijke communicatie over isolatie, warmtepompen, warmtenetten en waterstof als enorm verwarrend.
Binnen de aanpak krijgt iedere bewoner een energiecoach als betrouwbare bondgenoot. Mensen hebben onafhankelijke begeleiding nodig, geen verkooppraatjes. Ze willen iemand die echt luistert en hen waar nodig begeleidt. Een veel gebruikte eerste stap is de lekcheck (blowerdoortest). Daarmee voelt de bewoner letterlijk waar de energie uit het huis weglekt. Dat zet direct aan tot actie. De aanpak begint met de makkelijke maatregelen, zoals kierdichting, het beter inregelen van de installaties en radiatorfolie. Dit schept vertrouwen en helpt met het opbouwen van een relatie. Bewoners kunnen in aanvulling hierop een professioneel advies krijgen over de stappen die nodig zijn voor een 60 gradenoplossing en waar nodig een 40 gradenoplossing. Stap-voor-stap is de realiteit. Een huis in één keer verduurzamen is voor veel mensen te duur en een te grote stap.
Cruciaal is praten over geld. De ervaring in West-Brabant is dat financiering voor de meeste mensen het grootste probleem is. Veel mensen zijn huiverig om geld te lenen. Zeker voor mensen weinig geld zijn de regelingen te ingewikkeld. Daarom biedt deze aanpak informatie over de persoonlijke financiële mogelijkheden en ondersteunt ze bewoners in elke fase van het financieringstraject.
“Alle maatregelen in één keer nemen sluit niet aan bij de praktijk van de bewonersreis en is bovendien te duur”
De hierboven geschetste lokale besparingsaanpak vraagt de nodige capaciteit en tijd: pakweg twee fte plus gedurende een periode van zeker vijf jaar. De contingentenaanpak is een poging – op de tekentafel – om dit proces wezenlijk te versnellen. Technisch zal er ongetwijfeld het een en ander mogelijk zijn, en je kunt natuurlijk bestaande campagnes voor muurisolatie, vloerisolatie, dakisolatie en HR++ glas als een vorm van vraagbundeling zien. Maar eerlijk gezegd denk ik niet dat grootschalige vraagbundeling van totaaloplossingen mogelijk is. Alle maatregelen in één keer nemen sluit niet aan bij de praktijk van de bewonersreis en is bovendien te duur. Het is mij bovendien volstrekt onduidelijk hoe deze aanpak zich verhoudt tot het inzicht dat warmtenetten in veel wijken (al dan niet in combinatie met all electric) de meest aantrekkelijke oplossing zijn.
Uiteraard wordt ook binnen de lokale aanpak nagedacht hoe het sneller kan. Een logische gedachte is dat de gemeenteraad een deadline stelt voor de levering van aardgas, zodra een behoorlijk deel van de woningen is geïsoleerd, duidelijk is dat dit bij alle woningen haalbaar is en er voldoende overeenstemming is over de definitieve oplossing.
Wat mij zinnig lijkt, is om de lokale aanpak centraal te stellen en te kijken hoe de contingentenaanpak dienstbaar kan worden gemaakt aan deze aanpak. Een voordeel van deze aanpak is ook dat gekeken kan worden naar de mogelijke rol van lokale aannemers, installateurs en klusbedrijven. Dit zijn de partijen die nu al bij huiseigenaren achter de voordeur komen en het vertrouwen hebben van bewoners. Het zijn bovendien de partijen die over de noodzakelijke extra capaciteit beschikken die nodig is om de warmtetransitie tot een succes te maken