Zoeken

Eerst de aandeelhouder, dan het klimaat

Auteur

Anton Buijs

De grote olie- en gasconcerns hebben dit jaar dankzij de energiecrisis megawinsten geboekt. Een uitgelezen kans om al die extra miljarden in verduurzaming van de energievoorziening te stoppen, zou je denken. Helaas, observeert Anton Buijs, werkt het zo niet. Winstmaximalisatie en verhoging van de aandeelhouderswaarde blijken nog steeds belangrijker dan het klimaat.

Shell was weer eens de gebeten hond. Hoewel de hele olie- en gassector fors verdient aan de energiecrisis dankzij de momenteel torenhoge prijzen van olie en aardgas, richtte in Nederland de aandacht van (sociale) media, duiders, vooral linkse politici en NGO’s zich gewoontegetrouw vooral op de nettowinst van 11,5 miljard dollar die de voormalige Koninklijke in het tweede kwartaal had geboekt. Een record. De Amerikaanse concurrentie deed het overigens nog beter. ExxonMobil rapporteerde 17,9 miljard dollar nettowinst, Chevron 11,6 miljard dollar. Tellen we de resultaten van de andere Europese majors BP en Total Energies hierbij op, dan komen we op een totaal van 51 miljard dollar. Meer dan het jaarlijkse bruto nationaal product van menig VN-lidstaat. De secretaris-generaal van die organisatie, António Guterres, was daarom verontwaardigd. Hij verweet de betrokken concerns ‘groteske hebzucht’. “Het is”, zo twitterde hij, “immoreel dat olie- en gasbedrijven over de ruggen van de armste mensen en gemeenschappen recordwinsten behalen in deze energiecrisis, met enorme kosten voor het klimaat.”

“De roep om de extra winsten in de olie- en gassector te belasten door middel van een windfall tax klinkt steeds sterker”

De boosheid is, hoewel nogal populistisch van toon, begrijpelijk. Aan de andere kant, de mega-inkomsten van Shell cum suis zijn een logisch uitvloeisel van een systeem dat beursgenoteerde bedrijven motiveert zo niet dwingt om eerst en vooral de aandeelhouders te vriend te houden. Hoge(re) winsten leiden tot hoge(re) koersen, dus zou het niemand hoeven te bevreemden dat zij de inkomsten zo hoog mogelijk proberen op te pompen, als het even kan dividend uitkeren en eigen aandelen inkopen om de winst per aandeel te verhogen. De laatste jaren is de kritiek op dit eenzijdige aandeelhouders denken en de uitwassen die het onvermijdelijk met zich meebrengt, wereldwijd toegenomen, maar in de grond is er nog weinig veranderd.

De roep om de extra winsten in de olie- en gassector te belasten door middel van een windfall tax klinkt steeds sterker. Het Verenigd Koninkrijk, het land waarnaar Shell zijn hoofdkwartier onlangs wegens het ontbreken van een dividendbelasting heeft verhuisd, heeft – o ironie – dat al gedaan. Het Nederlandse kabinet zegt dit vooralsnog niet van plan te zijn. De belastingdienst heeft het al moeilijk genoeg, nietwaar? Bovendien is er aanvullende wetgeving voor nodig en het duurt al gauw een jaar of twee, voordat die is ingevoerd.

“Ons land heeft de olie- en gasbedrijven nodig om meer aardgas te winnen uit de Noordzee en zo de afhankelijkheid van het Russische oorlogsgas te verminderen”

Nederland zit wat dit betreft ook om een andere reden in een lastig parket. Ons land heeft de olie- en gasbedrijven nodig om meer aardgas te winnen uit de Noordzee en zo de afhankelijkheid van het Russische oorlogsgas te verminderen en te voorkomen dat – om de vereiste voorzieningszekerheid te verzekeren – alsnog een beroep moet worden gedaan op het Groningse veld. Het betreffende belastingregime is daarom nog niet zo lang geleden versoepeld om hen aan te moedigen daar (meer) werk van te maken. Een overwinstbelasting staat hier haaks op. Daarmee jaag je de investeerders juist de stuipen op het lijf. Die houden namelijk van stabiliteit en voorspelbaarheid. Onverwachte belastingverhogingen, waarvan je maar moet afwachten of ze weer ongedaan worden gemaakt, passen daar niet bij.

Maar wat dan? Het zou het beste zijn dat de beursgenoteerde olie- en gasconcerns dit soort overheidsingrijpen vóórblijven door de extra miljarden in ieder geval niet deels te besteden aan het inkopen van eigen aandelen – een omstreden en van weinig ondernemingszin getuigende methode waarvan het langetermijneffect discutabel is – maar aan activiteiten waar de samenleving wél iets aan heeft zoals veel meer investeren in duurzame energiebronnen.

“Traditioneel meet ExxonMobil het succes van de onderneming af aan het rendement op het geïnvesteerde vermogen”

De betrokken concerns claimen dat zij op dit punt al het nodige doen. In de energiesector is er geen onderneming die duurzaamheid niet hoog in het vaandel zegt te hebben staan. Shell wijst er geregeld op dat het jaarlijks miljarden in duurzame energie steekt en voortdurend op zoek is naar nieuwe kansrijke projecten – zie hiervoor onder meer het eerder dit jaar gepubliceerde Energiepodium-interview met Marjan van Loon. Zelfs ExxonMobil, bepaald geen voorloper op dit gebied, meldt in het recente kwartaalbericht trots en met kenmerkend Amerikaans aplomb onder het kopje Leading the Drive to Net Zero, dat het tal van projecten heeft opgestart die met name tot doel hebben de eigen (Scope 1) emissies te verlagen. Wie goed leest, ziet dat de nadruk ligt op CCS-projecten, waaronder de productie van blauwe waterstof, en biobrandstoffen. In tegenstelling tot Shell kiest het bedrijf nog steeds niet voor het investeren in wind- en zonne-energie. De verklaring is eenvoudig: traditioneel meet ExxonMobil het succes van de onderneming af aan het rendement op het geïnvesteerde vermogen. Op dat punt doet een olie- of gasplatform het zeker onder de huidige omstandigheden nu eenmaal stukken beter dan een windmolenpark of zonneweide.

“Ondertussen blijft de aloude kernactiviteit koning: de olie- en aardgasbusiness en petrochemie”

Helaas was, is en blijft dat de grote bottleneck bij het streven naar verduurzaming van de olie- en gasbedrijven. Zij kunnen zich niet meer veroorloven om het klimaatvraagstuk te negeren en investeren daarom in uiteenlopende emissiebeperkende projecten, die echter opgeteld onvoldoende zoden aan de dijk zetten. Ondertussen blijft de aloude kernactiviteit koning: de olie- en aardgasbusiness en petrochemie. Daar wordt het grote geld verdiend, doordat de wereldwijde vraag naar fossiele energie en chemische producten niet krimpt maar groeit en het aanbod mede als gevolg van de recente geopolitieke stormen schaarser is dan ooit.

Het is een treurige conclusie. Olie- en gasbedrijven zeggen substantieel te willen bijdragen aan de verduurzaming van de energie- en chemiesector, maar de huidige marktomstandigheden in combinatie met hun streven naar winstmaximalisatie en een zo hoog mogelijke aandeelhouderswaarde ondermijnt die ambitie. Met verhoogde ijver gaat de zoektocht naar nieuwe olie- en gasbronnen dus door.

Je hoeft geen econoom te zijn te zijn om te beseffen dat dit in de huidige omstandigheden onvermijdelijk is. Je hoeft geen klimatoloog te zijn om te snappen dat dit op den duur geen houdbare strategie is.

Anton Buijs

Anton Buijs is voormalig manager communicatie en public affairs van GasTerra en medeoprichter van Energiepodium.