Drie euro en eenenvijftig cent. Dat is het bedrag dat bedrijven in de industrie in 2021 moeten betalen met betrekking tot de nationale CO2-heffing. De Nederlandse heffing is een belasting op de CO2 die moet worden teruggedrongen om in 2030 het nationale doel voor de industrie te halen. Dit doel is een reductie van 14,3 MT ten opzichte van 1990, oftewel een reductie van 54% binnen Nederland. Het idee is dat de belasting wordt betaald over het deel dat het meest kosteneffectief kan worden bespaard. Dit is de vermijdbare CO2-uitstoot. De rest van de uitstoot is vrijgesteld van de heffing door middel van dispensatierechten.
De nationale CO2-heffing is een vorm van belasting boven op de marktprijs van het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS). Het wordt berekend aan de hand van een prijs-pad dat door de Nederlandse Emissieautoriteit aan de hand van het wetsvoorstel is uitgestippeld. Hoewel het een beoogd prijsverloop is, staat de prijs voor 2021 al wel vast op 30 euro per vermijdbare ton CO2. Daarna zou het tarief, volgens de berekeningen van het PBL, ieder jaar met 10,56 euro moeten oplopen om in 2030 uit te komen op 125 euro/ton CO2.
Zoals keurig is vermeld in de Staatscourant van 31 december is de ETS prijs voor 2021 vastgesteld op 26,49 euro. Volgens artikel 71p van de Wet belastingen op milieugrondslag is dit de gemiddelde prijs van de EU ETS december future tussen 1 september 2020 en 31 oktober 2020. Netto betaalt het bedrijf dus 30 euro minus de ETS-prijs van 26,49 euro/ton = 3,51 euro/ton.
“EU ETS bereikt record na record”
De afgelopen maanden is de EU ETS-prijs significant gestegen. Afgelopen week bereikte de marktprijs meer dan 49 euro per ton. Dit betekent dat de marktprijs voor de handel in emissierechten alleen al in 2021 met meer dan 50% is gestegen. Deze stijging is het gevolg van diverse redenen.
De belangrijkste reden is het besluit van de Europese Commissie (EC) om het emissiereductiedoel voor 2030 te verhogen van 40% naar 52,8%. Inclusief de natuurlijke CO2-opslagreservoirs (sinks) zoals bodem, bossen en oceanen komt de totale netto reductie zelfs op 56,6% uit. Dit akkoord zal ertoe leiden dat de EC in de zomer met een aanpassing van het ETS zal komen. Met deze aanpassing zal het aantal beschikbare rechten versneld worden afgebouwd. Hierdoor ontstaat er eerder een schaarste van EU ETS-rechten, en zal er een opwaartse prijsdruk ontstaan indien de verduurzaming van de onder het EU ETS vallende bedrijven niet snel genoeg gaat. Vooruitlopend op dit besluit hebben bedrijven én beleggers geanticipeerd op het nieuwe akkoord. Marktspeculatie heeft dan ook een aanzienlijke rol gespeeld in het opdrijven van de prijs.
Een andere reden voor de prijsstijging was de strengere winter. Hierdoor nam de vraag naar emissierechten door energiebedrijven toe. Met name het gebruik van kolen- en gascentrales zorgde voor een stijging van de vraag naar rechten. Verder komt de economie weer langzaam uit de lockdown. Economisch herstel gaat gepaard met meer verbruik van energie/elektriciteit.
“Nieuw kabinet zou zich opnieuw moeten buigen over de nationale heffing”
Nu de Europese Commissie een nieuw akkoord heeft bereikt, rijzen er twee vragen. De eerste vraag is of de nationale heffing überhaupt nog wel nodig is. Immers, het nieuwe Europese doel ligt met 52,9% hoger dan het eerder beoogde doel van de Nederlandse overheid om de CO2-uitstoot met 49% te verlagen. Nationaal beleid heeft bewezen van grote toegevoegde waarde te kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan de succesvolle kostenreductie die de Nederlandse overheid in de offshore windindustrie heeft weten te realiseren. Door risico’s uit handen te nemen en infrastructurele investeringen voor hun rekening te nemen baande het kabinet een pad voor de industrie. Subsidies en het verlagen van risico’s blijken een succesvolle formule om processen te versnellen.
De tekst loopt hieronder door.
Een nationale heffing kan ook werken, zeker in combinatie met subsidies. Maar dan met name als prikkel voor de bedrijven die ook serieuze, economisch verantwoorde, alternatieven hebben om te verduurzamen. Dit laatste is voor sommige bedrijven een serieus probleem. De alternatieven zijn simpelweg technisch nog niet haalbaar of te duur of de infrastructuur is nog niet op orde. Door dan niet in hetzelfde tempo te kunnen verduurzamen als hun Europese collega’s, worden de Nederlandse bedrijven benadeeld. De prikkel kan een dolksteek blijken.
Als gezegd heeft de EC besloten het EU ETS dusdanig aan te passen, dat de nieuwe Europese doelstelling hiermee gehaald gaat worden. Ons nieuwe kabinet zou zich moeten afvragen welk beleid er nodig is náást het steeds beter werkende ETS. Mijns inziens is het verstandig om die bedrijven te steunen waar alternatieven niet voor het oprapen liggen, en/of te focussen op sectoren die niet onder het EU ETS vallen. En dat is nog los van de keuze of CO2-reductie per se in Nederland moet plaatsvinden, of op die plaatsen waar het effect het grootste is. Immers, het Parijse klimaatakkoord is gericht op beperken van mondiale temperatuurstijging, niet op CO2-reductie in Nederland of het halen van een hoge EU ETS-prijs. Met andere woorden, ligt de focus nog wel op het doel (effectief CO2-verlagen), en niet teveel op het middel (het hebben van een nationale heffing)?
“Indien toch, dan geen statische maar een marktprijs”
Dan de tweede vraag. Indien volgens het nieuwe kabinet de nationale heffing toch nodig blijft, zou deze dan niet veel meer de marktontwikkeling moeten volgen? Als er toch gekozen wordt voor het handhaven van de nationale heffing, dan zou er nog eens gekeken moeten worden naar de procedure rond de vaststelling van het tarief. Het vooraf bepalen van de ETS-prijs over het komende jaar voelt toch een beetje als het hele uurtarief van 7,50 euro moeten betalen voor 5 minuten parkeren. Oftewel, het nu moeten betalen van 3,51 euro/ton over 2021, omdat de prijs vorig jaar onder de 30 euro lag terwijl de huidige ETS prijs op 48 euro handelt, mist ieder marktgevoel. Sowieso is het 1x per jaar vaststellen van een tarief over een markt die dagelijks verhandelt, wordt in dit digitale tijdperk, vriendelijk gezegd, een beetje ouderwets.
Het zou veel logischer, en eerlijker, zijn om het tarief achteraf te bepalen. Iets dat met belastingen eigenlijk altijd gebeurt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de inkomstenbelasting en de winstbelasting. En zelfs een tarief op moment van verbruik (per week, dag, uur, minuut) – gelijk aan de BTW – valt onder de mogelijkheden. Voor welke methode er ook gekozen wordt, het zal een betere weergave van de marktontwikkeling betekenen.