Column Joris Wijnhoven, Greenpeace
Als milieuactivist krijg je best wel eens wat te slikken. Ik heb te vuur en te zwaard bestreden wegen en landingsbanen aangelegd zien worden. Ik zag kolencentrales verrijzen, waar ik windmolens wenste. Om nog te zwijgen over papieren Pyrrusoverwinningen, niet gehaalde streefcijfers en gesneuvelde ambities. Omgaan met teleurstellingen hoort bij milieuclubs bij de standaarduitrusting, net als een onuitputtelijke voorraad optimisme en strijdlust.
Zo goed als de verliezer tegenslagen moet weten te verkroppen, zo siert het de winnaar triomfantalisme achterwege te laten. Bijvoorbeeld bij een gewonnen rechtszaak. Marjan Minnesma kon dat opbrengen bij de landslide victory die Urgenda laatst haalde in de Haagse rechtbank. Tuurlijk was ze blij met de (toch wel) historische uitspraak, maar vrijwel meteen toonde ze zich in de media nuchter en analyseerde wat de consequenties zouden moeten zijn: snel aan de slag met maatregelen die (bij monde van de landsadvocaat) nota bene door de staat zelf prima voor mogelijk worden gehouden.
Ik zal eerlijk zijn: ik weet niet zeker of ik zo'n ingetogen reactie had kunnen opbrengen. Niets menselijks is mij vreemd en een lekkere overwinning op zijn tijd laat zich smaken.
Inmiddels zijn de stofwolken rond de klimaatzaak wat opgetrokken. Ambtenaren hebben zich opgesloten op hun ministeries om het vonnis te duiden en scenario's uit te denken. De landsadvocaat is wel uitgesnikt en beraadt zich op tegenzetten. En naar verluidt werken ECN en PBL aan lijstjes om de 25% CO2-reductie binnen handbereik te krijgen.
Dat valt allemaal te begrijpen en te billijken. Het vonnis beslaat 58 pagina's en biedt vast en zeker voer voor juristen. Nadere besturing kan sowieso geen kwaad. Dat hadden types als Wiegel, die hun boze oordeel in een nanoseconde klaar hadden, misschien ook moeten doen. Wie het vonnis leest zal in de ban raken van de grote onontkoombaarheid van de redenering van de rechter. In mijn woorden: Wie erkent dat 25 tot 40% CO2-reductie nodig is om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen, ooit zelf streefde naar 30% reductie en erkent dat zulks ook prima mogelijk is, kan zich niet achter onwelwillenden verschuilen om minder te doen en schiet dan tekort in zijn zorgplicht naar burgers.
““Wat als de staat zo’n hoger beroep zou verliezen?””
In augustus deelt het kabinet haar voornemen met de Kamer om al dan niet in beroep te gaan. Te vrezen valt dat het kabinet dat sowieso zal doen. Om zo'n besluit te legitimeren is altijd wel een of andere smoes te vinden: "dat doet de staat nu eenmaal altijd", "er zijn nog juridische onduidelijkheden" of "wat zijn de rechtgevolgen voor andere terreinen"?
Toch zou de staat er goed aan doen zo'n Hoger Beroep niet in te stellen. Want wat voor een signaal zou daarmee afgegeven worden: een staat die kennelijk niet het minimum wil doen om zijn eigen bevolking te beschermen tegen een potentiële catastrofe. Wat een geweldige energie zou het geven als de staat zou zeggen: beste mensen, we denken er op bepaalde punten het onze van, maar we zetten de schouders eronder en gaan aan de slag. We maken van de nood een deugd en bereiden stappen voor die we tot op heden niet aandurfden, maar nu nodig zijn om onze nieuwe opgave te halen.
Na de uitspraak van een dappere rechter zou zo'n dapper besluit veel duidelijkheid bieden. Want wat nu als het kabinet wél hoger beroep instelt? Zo'n hoger beroep doet niets af aan de plicht om aan de slag te gaan met een programma dat toewerkt naar tenminste 25% reductie in 2020. Die plicht is immers door de rechter opgelegd. Trouwens, wat nu als de staat zo'n hoger beroep zou verliezen (en intussen op haar handen zou hebben gezeten). Dan moet er alsnog een zelfde programma worden uitgevoerd, maar dan binnen 1 of 2 jaar in plaats van in 5 jaar die we nu nog hebben.
Het grote gevaar is dat bij het instellen van Hoger beroep in het achterhoofd van onwelwillende politici of bedrijven toch stiekem een stemmetje blijft spreken dat zegt: misschien loopt het wel los, rustig aan maar, we zijn toch al best lekker bezig? Dus, kabinet, ga aan de slag, niet in beroep!