Natuurlijk heb ik heimwee naar volle kroegen, gezellige terrassen en de nabijheid van mensen. Anderhalve meter afstand is onwennig, kil en niet natuurlijk. Mensen met een tuin, wonend buiten de grote stad en in de outback zijn de winnaars in deze tijd. Ruimte ondergaat een herwaardering. En dat is zeker ook relevant voor de energiesector.
En als je het ziet, zie je het overal. Onlangs las ik een essay van onderzoeker Mirjam Vossen, die pleitte voor ‘nieuwe taal’ in de afwegingen bij de meest wenselijke energieoplossingen. Kort gezegd schreef ze dat koolstofrijk en, daardoor, vieze lucht uit zijn en dat we om die reden naar het kwadrant ‘koolstofarm/ schone lucht’ moeten. Dus exit kolen, gas, olie en biomassa en kiezen voor zon, wind, kernenergie en aardwarmte. Hiermee geeft ze, terecht, een nieuwe invulling aan het begrip ‘duurzaamheid’ in de driehoek; naast betaalbaarheid en leveringszekerheid. Toch mist er nog iets in dit kwadrant. Waarom niet ook een element als ‘grondstofbeslag’ meegenomen. Dan komen de oplossingen van wind en zon al lastiger te zitten gezien de grote hoeveelheid metalen, kunststoffen, etc. die hiervoor nodig zijn. Kernenergie heeft dan de beste papieren. Wat in dit ‘kwadrant’ ook nog ontbreekt is het begrip ‘ruimte’. Dit aspect moeten we veel vaker meenemen, zeker in landen als Nederland. En dan worden de gewenste oplossingen schaarser.
“Vragen die opkomen zijn eeuwenoud in Nederland: welk stuk land gebruiken we voor wat”
Deze weken leveren de dertig regio’s in Nederland hun Regionale Energie Strategieën (RES-sen) op. In deze plannen geven de regio’s aan hoe ze willen omgaan met wind, warmte en zon. Dit om uiteindelijk met alle RES-sen gezamenlijk te komen tot 35 TWh duurzame energieopwekking. Natuurlijk gaat dit over elektriciteitsproductie, maar het is met name een ruimtelijke ordeningsvraagstuk, waar gemeenten, waterschappen en provincies hun claims neerleggen, inleveren en (her)onderhandelen. Vragen die dan opkomen zijn eeuwenoud in Nederland: welk stuk land gebruiken we voor wat. Dit zijn vragen die woningbouw, natuur, landbouw en energieprojecten raken. In de landbouw wordt een vergelijkbare afweging gemaakt: CO2-footprint, watergebruik en ruimtegebruik. Dat betekent in Nederland dat koeien en schapen veel ruimte vragen en rundvlees ook nog ‘ns een grote CO2-footprint hebben. De andere vormen van landbouw hebben beperkt ruimtegebruik, maar hebben een forse toegevoegde waarde. Nederland als de tweede landbouwexporteur ter wereld. Met alle vraagtekens die we daarbij kunnen hebben.
“Steeds meer groene mensen willen zelfs liever koeien en schapen dan zonneparken”
Terug naar het energievraagstuk. In de RES-sen is dus het ruimtevraagstuk het lastigst. En dan niet eens omdat we de ruimte niet hebben, maar omdat mensen windmolens en zonneparken niet willen. Iedereen is voor deze vormen van duurzame energie, totdat deze in het zicht komen. Dus eigenlijk gaat het over draagvlak. Steeds meer groene mensen willen zelfs liever koeien en schapen dan zonneparken. De boeren, zeker de akkerbouwers, kunnen rekenen en zien dat ‘zonneweiden’ interessanter, minder bewerkelijk en financieel aantrekkelijker zijn dan suikerbieten of aardappelen. Veel milieugroepen gaan hier nu tegenin en boeren staan hier dus tegenover de milieubeweging. Wil de groenste persoon opstaan! Ook de Amerikaanse filmproducent Michael Moore is kritisch en zegt in zijn nieuwste documentaire dat zonne-energie, windmolens en elektrische auto’s de nieuwe fase zijn in de industriële beschaving en daarom geen echte oplossing. Hij hekelt het grondstoffenbeslag en de ontsierde ruimte. In dat kader is het interessant te constateren dat in de Verenigde Staten de staat Texas ook, naast olie, de koploper is in zonne- en windenergie. Of, zoals The Economist schreef: “Texas has lots of wind and sun and rather fewer Nimbys”. Ook deze boeren kunnen rekenen. En, ruimte te over! En dat maakt een recente studie van de zes ‘krimpprovincies’ in Nederland (Limburg, Zeeland, Gelderland, Groningen, Friesland en Drenthe) actueel. In deze provincies worden mensen schaars en heeft men grond en ruimte. Bestuurders aldaar zoeken activiteiten. Het is alleen de vraag of deze provincies, voor enkele wederom, de energiegraanschuur voor Nederland willen zijn. Limburg en Groningen hebben daar gemengde gevoelens bij na de mijnbouw en de gaswinning. Zeeland zal zeggen: “Waarom wel molens en panelen en geen mariniers?” En toch moeten we in Nederland slimmer kijken naar het slim inrichten en gebruiken van de ruimte. Voor de twaalf provincies was ruimte-indeling al lastig en dat is voor dertig verschillende regio’s in zekere zin nog ingewikkelder. Zoals een kroeg in de Jordaan in Amsterdam of in de binnenstad van Den Bosch lastiger dertig mensen kan ontvangen dan ruim opgezette cafés op het platteland. En de spreiding van wind- en zonneparken is minder noodzakelijk dan de spreiding van kroegen.