Sible Schöne over het vlottrekken van de discussie over de inzet van biomassa voor energievoorziening
Een van de onderwerpen waarover veel discussie is in het Klimaatakkoord is de inzet van biomassa. Discussie is eigenlijk niet het goede woord, er is eerder sprake van een totaal vastgelopen debat tussen voor- en tegenstanders. Over het gebruik van reststromen uit de landbouw is wel redelijke consensus, de non-discussie gaat vooral over de grootschalige productie van biomassa ten behoeve van de energievoorziening.
Het kritische visiedocument over biobrandstoffen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in 2015 was het eerste teken van de verharding van de discussie. De opstelling van de milieuorganisaties tegen de inzet van biomassa in kolencentrales een tweede. Illustratief was ook de recente brede consultatie die Dr2 New Economy recent organiseerde onder een groot aantal stakeholders. De inkt van het rapport van het adviesbureau was nog niet droog of de tegenstanders van grootschalige biomassa keerden zich tegen het eindresultaat.
Hoe zou een goed debat over biomassa wel gevoerd kunnen worden? Het lijkt me dat een heropening van de gesprekken over duurzaamheidscriteria niet veel gaat opleveren. Het is een vrij theoretische discussie die voorbij gaat aan de twee belangrijkste vragen: ‘waarom is biomassa nodig?' en ‘is er voldoende landbouwgrond beschikbaar?'
“Zinvol voor de discussie over biomassa is als over de noodzaak van negatieve emissies ook enige consensus ontstaat”
Er lijkt enige overeenstemming te ontstaan over de opvatting dat biomassa nodig is in de industrie. Het is onmogelijk de industrie volledig te laten draaien op elektriciteit en waterstof, er zijn ook koolstofatomen nodig. Minder overeenstemming lijkt er te bestaan over het tweede argument, de noodzaak van negatieve emissies. De op het eerste gezicht belangrijkste optie hiervoor is de inzet van biomassa plus CCS in bestaande kolencentrales. Waar het voor de wetenschap duidelijk is dat de 1.5 °C doelstelling niet kan worden gehaald zonder de zeer grootschalige inzet van negatieve emissies, zie je in de samenleving onbekendheid met dit vraagstuk dan wel ontkenning (deels op strategische gronden. Het lijkt me zinvol voor de discussie over biomassa als ook over de noodzaak van negatieve emissies een zekere consensus ontstaat.
Dan de vraag of er voldoende landbouwgrond beschikbaar is?
André Faaij kwam recent met een interessante nieuwe benadering van deze vraag. Zijn insteek was dat dit het geval is als de productiviteitsgroei in de landbouw hoger is dan de consumptiegroei. Dat klinkt logisch. Ook logisch is om de discussie te concentreren op Europa. Import uit met name Afrika roept heftige emoties op en discussie over onderwerpen, waarvan vrijwel niemand verstand heeft. Het is duidelijk dat de productiviteitsgroei in de landbouw in Europa groter is dan de consumptiegroei. Overal op ons continent verdwijnen landbouwgebieden, of het nu gaat om Portugal, de Oekraïne of Polen. Kanttekening daarbij is uiteraard de duurzaamheid van deze landbouw. Natuur-inclusieve landbouw zal waarschijnlijk een iets ander beeld geven. Een deel van deze vrijkomende landbouwgrond kan worden gebruikt voor herstel van de biodiversiteit. Het programma Rewilding Europe is daarvan een mooi voorbeeld. Het moet toch mogelijk zijn om op een enigszins zakelijke manier in te schatten hoeveel landbouwgrond er dan nog overblijft voor biomassaproductie.
Bij de vraag hoeveel landbouwgrond beschikbaar is voor biomassaproductie moet ook specifiek gekeken worden naar de discussie over vleesconsumptie. Vleesproductie is de landbouwactiviteit die het meeste ruimtebeslag vraagt. Als er minder vlees wordt gegeten, ontstaat er snel heel veel meer ruimte voor de inzet van biomassa.
Veel tegenstanders van de grootschalige inzet van biomassa zijn ook kritisch over vleesconsumptie. Dat gegeven kun je zien als een kans om te komen tot een gezamenlijk verhaal.
Sible Schöne is Directeur
HIER Klimaatbureau Op Twitter is hij actief onder @HIERisSible