Toen de Nederlandse regering in 2018 het besluit aankondigde om de gaskraan in Groningen dicht te draaien, ontstond het doel om de gebouwde omgeving aardgasvrij te maken. Al in het Nederlandse Klimaatakkoord uit 2019 werd daarbij een belangrijke rol toegedicht voor warmtenetten. Met name woningcorporaties zouden in de periode tot 2030 een aanzienlijk deel van hun woningbestand laten aansluiten, want dit zou gemakkelijker en goedkoper zijn dan een zogenoemd all-electric alternatief. Bovendien zou met de aanleg van een warmtenet een woonwijk in een keer van het gas af kunnen, zo was het idee. In het Klimaatakkoord werd verder afgesproken dat de aangesloten partijen zouden inzetten op “flinke kostenreducties voor de aanleg van warmtenetten” en “woonlastenneutraliteit” voor bewoners.
Drie jaar later, bij de publicatie van het Beleidsprogramma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving, werd een concrete ambitie op tafel gelegd: 500.000 nieuwe warmteaansluitingen in de bestaande gebouwde omgeving tot 2030. Volgens minister Jetten zou dit moeten groeien naar 2,6 miljoen nieuwe aansluitingen in 2050.
“Pas recentelijk neemt politiek Den Haag de klachten van bewoners over hoge kosten serieus”
Ambities zijn er dus voldoende, maar de praktijk blijkt weerbarstiger. Zo zijn er tot nu toe veel minder woningen aangesloten op een warmtenet dan beoogd. Gemeenten (die van de nationale overheid de taak hebben gekregen om de warmtetransitie te regisseren) klaagden de afgelopen jaren dat ze te weinig grip hadden op de ontwikkeling van nieuwe warmtenetten. De (veelal commerciële) warmtebedrijven hadden volgens hen te veel macht. Mede daardoor gaat de marktordening van de warmtesector waarschijnlijk grondig op de schop en moeten warmtenetten in de toekomst voor minstens 50% plus 1 aandeel in publieke handen zijn. Dit zorgt voor veel onzekerheid en risico’s bij bestaande warmtebedrijven, waardoor het investeringsklimaat momenteel zwaar onder druk staat.
Tegelijkertijd zijn veel burgers huiverig om over te stappen op een warmtenet. Ze vinden het vaak niet prettig dat ze geen vrije leverancierskeuze hebben en zijn bovendien bang voor hoge tarieven. Ondanks het streven naar woonlastenneutraliteit en de huidige Niet-Meer-Dan-Anders-systematiek [1] die ten grondslag ligt aan de warmtetarieven, blijken veel bewoners er toch op achteruit te gaan wanneer zij hun aardgasaansluiting inwisselen voor een warmteaansluiting. Klachten op dit gebied waren er al jaren. Zo schreef ik in 2016 al een column waarin ik uitlegde dat de NMDA-systematiek in de praktijk erg nadelig uitpakt. Maar pas recentelijk neemt politiek Den Haag de klachten van bewoners over hoge kosten serieus.
“Groene warmtebronnen zijn schaars en de ontwikkeling ervan is onzeker en kostbaar”
Hier is nog wel het een en ander aan vooraf gegaan. Zo kwam TNO met een rapport dat duidelijk maakt dat de warmtetarieven in Nederland twee tot drie keer hoger zijn dan in andere landen. Amsterdamse woningcorporaties kondigden aan voorlopig geen nieuwe woningen meer aan te sluiten op warmtenetten in verband met de hoge kosten voor bewoners, waarna Vattenfall de stekker trok uit de aanleg van nieuwe Amsterdamse warmtenetten. In de Utrechtse wijk Overvecht-Noord deed Eneco hetzelfde met de mededeling dat alternatieven goedkoper zijn dan een warmtenet. De betaalbaarheid van warmtenetten voor gebruikers is dus een groot probleem.
Hier staat tegenover dat de rendementen die warmtebedrijven behalen op de aanleg en exploitatie van warmtenetten volgens de Autoriteit Consument en Markt (ACM) beperkt zijn. Daarom zijn de huidige warmtebedrijven van mening dat er meer subsidie nodig is om de businesscases van de aanleg van nieuwe warmtenetten rond te kunnen rekenen en tegelijkertijd aanvaardbare tarieven te kunnen aanbieden aan bewoners. De vraag is of dit een structurele oplossing kan zijn.
Bovendien waarschuwt zowel de ACM als de Raad van State dat het beoogde nieuwe tarievensysteem, waarbij de kosten van warmtenetten inclusief een redelijk rendement de basis zijn, niet per definitie zullen leiden tot lagere of acceptabele kosten voor bewoners. De aanleg van nieuwe warmte-infrastructuur is nu eenmaal zeer kostbaar en significante kostenreductie – waar veel partijen op hopen – komt tot op heden niet van de grond. Daarnaast moeten de warmtebronnen bij bestaande netten worden verduurzaamd. Groene warmtebronnen zijn schaars en de ontwikkeling ervan is onzeker en kostbaar. Deze kosten zullen warmtebedrijven doorberekenen aan de warmteklanten.
“Warmtenetten en met name warmte-opslag kunnen van toegevoegde waarde zijn voor de balans van het elektriciteitssysteem”
Samengevat: warmtenetten zijn duur, de verduurzaming van bestaande warmtebronnen is een uitdaging, de rendementen voor warmtebedrijven zijn beperkt, bewoners hebben vaak het gevoel dat ze te veel betalen, een op kosten gebaseerde tariefregulering is niet de oplossing en de gestelde doelen voor 2030 zullen niet worden behaald. Moet Nederland nog wel geld en tijd blijven steken in de uitrol van nieuwe warmtenetten?
Ja, dat moeten we zeker. Want warmtenetten zijn een waardevolle aanvulling op de andere opties. Zo is de installatie van warmtepompen praktisch niet altijd haalbaar in gestapelde bouw vanwege geluidsoverlast en/of ruimtegebrek. Bovendien kan de aanleg van een warmtenet bij hoogbouw soms voorkomen dat het elektriciteitsnet moet worden verzwaard. Dit geldt overigens meestal niet voor gebieden met grondgebonden woningen, want daar moet het elektriciteitsnet vanwege een (toekomstige) hogere penetratie van zonnepanelen en laadpalen vaak alsnog worden verzwaard, ondanks de afwezigheid van warmtepompen.
Warmtenetten en met name warmte-opslag kunnen ook van toegevoegde waarde zijn voor de balans van het elektriciteitssysteem. Wanneer er bijvoorbeeld een overschot is aan zonne- en windenergie, kan elektriciteit worden omgezet in warmte en lokaal worden opgeslagen. Vervolgens kan die warmte op een later moment worden gebruikt. In theorie is zelfs seizoensopslag van elektriciteit op deze manier mogelijk.
Ten slotte kunnen zogenoemde warmte-koudenetten niet alleen voorzien in de warmtevraag, maar ook in de koudevraag. Deze laatste stijgt naar verwachting de komende jaren aanzienlijk en kan in de utiliteitsbouw en in nieuwbouwwijken zelfs de warmtevraag gaan overtreffen. Koelen met behulp van koudenetten is veel energiezuiniger (en minder lawaaierig) dan met airco’s.
“Warmtenetten kunnen een belangrijke rol spelen in een aardgasvrije toekomst, maar alleen op specifieke plekken”
Warmtenetten zijn wat mij betreft een belangrijk onderdeel van het energiesysteem van de toekomst. Het is alleen zaak om de ambities bij te stellen. Waar veel partijen lange tijd dachten dat misschien wel een derde van de gebouwen uiteindelijk een warmteaansluiting zou krijgen, is het tijd om een realistischer beeld te schetsen. Warmtenetten kunnen een belangrijke rol spelen in een aardgasvrije toekomst, maar alleen op specifieke plekken.
Ten eerste kunnen kleinschalige warmte-koudenetten een belangrijke rol spelen in nieuwbouwwijken omdat de koudevraag op deze plekken al relatief hoog is.
Ten tweede zijn warmtenetten vaak nog steeds het meest voor de hand liggende alternatief voor aardgas in hoogbouw. Los van de praktische problemen die all-electric-alternatieven daar soms geven, zijn warmtenetten op deze locaties vaak maatschappelijk gezien de goedkoopste optie. Er hoeft namelijk relatief weinig leidingwerk te worden aangelegd. Waar het nu vaak fout gaat, is dat men de naastgelegen grondgebonden woningen wil aansluiten op hetzelfde warmtenet. Dit zorgt voor veel hogere kosten. De aanleg van kleinschaligere warmtenetten voor een of meer naastgelegen flatgebouwen is daarom mogelijk interessanter. Dit beperkt ook meteen de aanzienlijke transportverliezen van het warmtenet, aangezien de transportafstanden in dit geval beperkt zijn.
Ten derde kunnen warmte(-koude)netten interessant zijn voor industrieterreinen. Afhankelijk van het type bedrijven dat aanwezig is, kan zowel de warmte- als de koudevraag aanzienlijk zijn, ook na isolatie.
Ten slotte kunnen warmtenetten ook een goede keuze blijken in gebieden met veel tuinders. Ook zij hebben namelijk een hoge warmtevraag die ook nog eens relatief stabiel zal blijven.
“Laat de belofte van woonlastenneutraliteit los, maar voorkom tegelijkertijd dat bewoners er financieel significant op achteruit gaan”
Om de uitrol van warmte(-koude)netten in deze niches succesvol te laten verlopen, is er echter nog veel werk aan de winkel. Los van de aanbevelingen voor de nieuwe warmtewet die ik al eerder heb gedaan, wil ik de overheid een aantal tips meegeven.
Neem onzekerheid weg. Creëer zo snel mogelijk duidelijkheid rondom de nieuwe warmtewet, zodat de huidige impasse wordt doorbroken en partijen weer aan de slag kunnen.
Verbeter de businesscase. Dit kan bijvoorbeeld door lagere maatschappelijke rendementen te accepteren, [2] de financieringskosten te verlagen door een goed uitgevoerd waarborgfonds te realiseren, schaal en stabiliteit te ontwikkelen in Nederland en concreet in te zetten op onderzoek en innovatie die kostenbesparingen opleveren.
Wees eerlijk en transparant naar burgers. Laat de belofte van woonlastenneutraliteit los, maar voorkom tegelijkertijd dat bewoners er financieel significant op achteruit gaan. Benadruk dat vergelijken met aardgas op een gegeven moment niet meer reëel is, omdat aardgas uit de woonwijk verdwijnt. Vergelijken met de kolenboer heeft immers ook geen zin meer. Benoem ook de niet-financiële voordelen, zoals: aardgasvrije koopwoningen zijn toekomstbestendiger en zodra het nieuwe tarievensysteem is ingevoerd zijn warmteklanten minder afhankelijk van de grillige aardgasmarkt en dus minder kwetsbaar voor plotseling stijgende aardgasprijzen.
Ondersteun lokale warmtecoöperaties. Coöperatieve projecten kunnen doorgaans rekenen op meer draagvlak onder bewoners, omdat burgers het idee hebben mee te kunnen beslissen en niet afhankelijk zijn van grote, ongrijpbare partijen.
Zet in op kleinschaligere warmtenetten. Zie warmtenetten niet meer als middel om volledige wijken van het aardgas af te halen, maar ontwikkel alleen nog warmtenetten op de plekken waar ze echt de meeste toegevoegde waarde hebben.
Neem meer landelijke regie. Voor een succesvolle warmtetransitie is het zaak om de komende jaren vaart te maken met het aansluiten van woningen. De overgang naar publiek eigendom zorgt juist voor vertraging op de korte en middellange termijn en gemeenten worstelen met hun regierol in de warmtetransitie. De nationale overheid zou zich in moeten zetten voor het behoud van de expertise en uitvoeringskracht bij de bestaande warmtebedrijven, door hen een passende rol te geven ofwel over te nemen. Een sterke nationale deelneming kan hierbij ook helpen.
[1] NMDA baseert de warmtetarieven op de kosten die bewoners met een aardgasaansluiting hebben. Hierdoor zouden warmteklanten in theorie niet meer kwijt zijn voor hun warmtebehoefte dan aardgasklanten.
[2] Mits dit niet wordt gezien als staatssteun.