Zonne- en windenergie zijn spectaculair goedkoper geworden. Dat is bij veel mensen bekend en dat was ook de bedoeling. Maar wat betekent dat nou concreet? Hoeveel subsidie zouden het energieakkoord en het klimaatakkoord vragen zonder kostendaling? Dat zou de overheid, en dus de belastingbetaler, circa 75 miljard euro extra kosten.
Het Energieakkoord loopt van 2014 tot 2023; het ontwerp-Klimaatakkoord tot 2030. Stel nou dat in die periode de kosten gelijk zouden blijven aan de prijzen in 2014. Wat zouden de kosten dan grofweg zijn geweest om dezelfde doelen te halen? Een indicatieve berekening van de NVDE laat zien dat het dan 75 miljard euro duurder was geweest om dezelfde hoeveelheid zonne- en windenergie op te wekken. Zo cruciaal is dus die kostenreductie in het betaalbaar houden van de energietransitie.
“Zonder overheidssteun geen kostenreductie van zon en windenergie”
De subsidies voor wind en zon in het Energieakkoord bedragen ongeveer 15 miljard euro. Zonder kostenreductie zou dit ruim 35 miljard zijn geworden. De subsidies voor zon en wind in het ontwerp-Klimaatakkoord bedragen rond de 3 miljard euro. Zonder kostenreductie zou dit ruim 50 miljard euro zijn. In totaal behaalt de overheid haar klimaatdoelen met wind en zon nu voor bijna 20 miljard euro. Als zonne- en windenergie nog evenveel zouden kosten als in 2014, dan zou dit ruim 90 miljard kosten.
De scherpe kostenreductie van zonne- en windenergie is te danken aan de uitstekende ondersteuning door de overheid (bv SDE+ subsidie; innovatiesubsidies; vergunningen en netaansluiting voor de tenders voor wind op zee); aan internationale ontwikkelingen die hebben tot geleid tot schaal en lagere kosten voor de ‘hardware’; en de inspanningen van de duurzame-energiesector die zich in Nederland rap heeft geprofessionaliseerd en bereid is om investeringen te doen met een bescheiden rendement. Dat is een mix waar ook muziek in zit voor andere sectoren en voor de andere technieken die we nodig hebben.
“Ondersneeuwen andere opties dreigt door kosteneffectiviteit zon en wind”
Zon en wind bieden dus ‘veel voor weinig’; een onweerstaanbare combinatie voor Nederlanders. Niet zo gek dat de elektriciteitstafel van het klimaatakkoord afspraken maakte die leiden tot 75% hernieuwbare elektriciteit in 2030. Met volop potentie om meer te doen, wanneer bijvoorbeeld de elektrificatie in industrie, mobiliteit en gebouwde omgeving verder aantrekken.
Bijzonder is ook de afspraak dat het subsidietijdperk rap wordt verlaten: de laatste subsidieronde staat gepland voor 2025. Dit is een unieke afspraak in het ontwerp-klimaatakkoord; geen enkele sector is zover gegaan.
De kosteneffectiviteit van zon en wind blijkt ook uit de brief van minister Wiebes over de verbreding van de SDE+ subsidie. Daarin staat dat de subsidie voor ‘hernieuwbaar op land’ indicatief wordt begrensd op 35 twh. De kosteneffectiviteit is zo groot dat het andere opties dreigen onder te sneeuwen. Het is dus niet zo dat zon en wind bescherming nodig hebben tegen de prijsconcurrentie van andere technieken; de andere technieken worden hier beschermd tegen zon en wind.
“CO2-reductie in industrie dingt nog mee in SDE+”
In die brief staan ook de eerste indicaties voor het aanjagen van de vraag naar hernieuwbare elektriciteit. Nieuwe technieken die worden onderzocht voor opname in de SDE-subsidie zijn bijvoorbeeld warmtepompen in de industrie, elektrische boilers en waterstof (waar veel elektriciteit voor nodig is als het gaat om groene waterstof). Overigens maakt deze brief ook duidelijk dat de subsidieruimte van 550 miljoen voor de industrie is bestemd voor de nieuwe opties in de industrie, zoals CCS. De CO2-reductie in de industrie via hernieuwbare energie kan nog steeds meedingen in de ‘normale’ SDE+ regeling zoals we die al kennen.
De nieuwe opties in de SDE+ kunnen helpen bij de nieuwe uitdaging voor de verdere groei van zon en wind; namelijk het aanjagen van de vraag naar hernieuwbare elektriciteit. Vormen van CO2-beprijzing en normering kunnen die vraag op een andere manier aanjagen. Als die vraag er is, kan het aanbod volgen. Het is dus ook logisch dat het beleid zich daar op richt.
“Kostendaling vraagt hard werk en is van veel afhankelijk”
De kostendaling vraagt hard werk en is van veel factoren afhankelijk: van staalprijzen en rentetarieven tot de beschikbaarheid van gekwalificeerde werknemers, een soepel verloop van vergunningen en draagvlak in de omgeving. Maar spannender nog is de potentiële ‘opbrengstendaling’: wanneer die harder gaat dan de kostendaling blijft stimulans nodig. Anders is er nog steeds geen gezonde business case die investeringen uitlokt. Dat kan met name nodig zijn wanneer de (flexibele) elektriciteitsvraag geen gelijke tred houdt met de verdere toename van het variabele aanbod van zon en wind.
En natuurlijk, er is veel meer nodig dan zon en wind met elektrificatie. Maar zoals je ook merkt in een elektrische auto: die kan wel heel hard optrekken dus laten we dat in ieder geval doen.