Een van de ophefjes van de week: Statushouders in Utrecht zouden bij tientallen tegelijk hun baan opzeggen, du moment dat ze een woning toegewezen hadden gekregen. Verontwaardiging alom, zelfs nog toen bleek dat het niet om tientallen, maar om precies drie gevallen ging.
De Pavlovreactie paste prima in het bekende frame: ‘Ze’ komen hier om misbruik te maken van onze verzorgingsstaat. De andere kant van de politieke medaille (‘ze’ pikken onze baantjes in) hoor je wat minder, sinds letterlijk alle economische sectoren te kampen hebben met een tekort aan personeel. Maar ook die redenering steekt altijd weer de kop op.
Laten we eens nuchter kijken naar de realiteit. Hoe zou het nou echt komen dat slechts 40% van de statushouders na een aantal jaar een baan heeft en 100.000 van hen, dikwijls in de bloei van hun leven, thuis zitten? Zou dat lamzakkerigheid zijn? Ik betwijfel het.
“Werkgevers doen er goed aan hun vizier ook op statushouders te richten”
De realiteit is, dat mensen die huis en haard verlaten hebben in de eerste plaats jarenlang hebben zitten verpieteren in asielzoekerscentra, waar ze bijna niks mogen (en al helemaal geen Nederlands leren, hét toegangsticket tot de arbeidsmarkt). Pas als hun aanvraag een half jaar in procedure is, mogen ze met een tewerkstellingsvergunning 26 weken per jaar werken, tegen inlevering van het salaris (op een soort daggeld na).
Eenmaal erkend als vluchteling, start het inburgeringsprogramma. Professor Jaco Dagevos van het SCP verzuchtte daarover tegen mij: “Daarmee ben je als statushouder zo druk, dat je aan werken niet meer toekomt.” Terwijl elke deskundige het er ook over eens is, dat werken de beste manier van inburgeren is.
Gelukkig biedt de nieuwe inburgeringswet wat betere perspectieven op werken, Nederlands leren en inburgeren tegelijk. En dat is maar goed ook, want we kunnen het ons helemaal niet permitteren al die mensen thuis te laten zitten. Vorig jaar becijferde Ecorys voor de NVDE dat er tot 2030 liefst 28.000 extra mensen nodig zijn in de duurzame energiesector om de klimaatambities van 2030 te halen. Demografisch loopt het aantal broodnodige MBO-ers die een groot deel van dat werk gaan doen juist terug. Dus doen werkgevers er goed aan hun vizier ook op statushouders te richten.
“Het levert uiteindelijk hartstikke gemotiveerde en bovengemiddeld loyale werknemers op”
Dat gebeurt al, zij het weinig gestructureerd. Bouwend Nederland claimt koploper te zijn en al zo’n 400 statushouders werk te bieden. Grotendeels zelf opgeleid. Dat is nodig omdat een reguliere opleiding dikwijls niet geschikt is voor statushouders. Taalachterstanden, fikse culturele verschillen en niet zelden een heftige vluchtervaring maken dat er gewoon meer tijd, meer Nederlandse les en de nodige begeleiding nodig is om van een talentvolle statushouder een gewaardeerd en bekwaam collega te maken.
Dat dat prima kan bewijst een bedrijf als Alliander, die nu al aan de vijfde module bezig is om (grotendeels intern) steeds een stuk of tien statushouders op te leiden tot elektromonteur. Dat lukt mede door deskundige hulp bij de werving (in hun geval van het Universitair Asiel Fonds, maar ook Vluchtelingenwerk is actief), een opleidingsinstituut dat snapt wat de doelgroep nodig heeft, geld, geduld en veel aandacht voor de teams waar de statushouders terecht komen.
En dat levert uiteindelijk hartstikke gemotiveerde en bovengemiddeld loyale werknemers op, zo klinkt het overal waar je je licht over deze groep opsteekt. Dus zullen we ons gaan richten op het slechten van belemmeringen om al die mensen van goede wil en met potentie in de energiesector aan de slag te krijgen?
Tekst: De NVDE’ers - Joris Wijnhoven, specialist energiesysteem
De NVDE’ers (Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie) zijn:
Marc Londo, inhoudelijk strateeg bij de NVDE en verbonden aan het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht
Claire Tielens, communicatiemanager bij de NVDE
Joris Wijnhoven, specialist energiesysteem bij de NVDE