De snelle groei van wind en zon is tegenwoordig dagelijks in het nieuws. De ene dag omdat er weer een record is bereikt in negatieve prijzen op de elektriciteitsmarkt, de volgende omdat een netbeheerder weer ergens in Nederland aankondigt dat er congestie is op het net. Een regelmatig voorkomende misconceptie is dat deze problemen in feite op hetzelfde neer zouden komen en dat je ze dus ook in één klap kunt oplossen. Dat is (helaas) niet het geval: Negatieve prijzen zijn vooral een teken dat er op de Nederlandse elektriciteitsmarkt als geheel op een zeker moment veel aanbod is en weinig vraag, bij hoge prijzen is dat andersom. Er is in beide gevallen een sterke prijsprikkel nodig om het systeem van vraag en aanbod in balans te houden. Netcongestie betekent dat in een bepaald gebied op een bepaald moment verstopping dreigt op te treden: stroom kan niet uit (invoedingscongestie) of naar (afnamecongestie) een gebied toe getransporteerd worden vanwege de beperkte transportcapaciteit van de elektriciteitskabels. Netbeheerders moeten dan maatregelen nemen om de betrouwbaarheid te kunnen garanderen. Zeker als dat probleem op decentraal niveau optreedt, heb je het over heel wat anders dan wat bij negatieve prijzen optreedt.
“Als een Antonio Vivaldi ga ik met u even de vier seizoenen door”
Dat valt het best met een voorbeeld te illustreren. Laten we Nederland even versimpelen tot een systeem met veel grootschalige, centrale productie uit wind op zee, direct gekoppeld aan het hoogspanningsnet van TenneT, en met veel relatief kleinschalige productie uit zon, gekoppeld aan de netten van de regionale netbeheerders. En met een elektriciteitsvraag die in termen van vermogen kleiner is dan de opgestelde productiecapaciteit van wind, en ook kleiner dan die van zon (en dus al helemaal kleiner dan de som van beide). Als een Antonio Vivaldi ga ik dan met u even de vier seizoenen door:
- Een zonnige voorjaarsdag met een stevige lentebries. Wind levert stevig op het hoogspanningsnet en zon doet dat decentraal. De elektriciteitsprijs schiet naar nul of negatief, met een duidelijk signaal: productie afschakelen, elektriciteitsvraag opschroeven! Daarnaast treedt er op diverse plekken decentraal congestie op, met hetzelfde signaal: beetje kalm aan met dat elektriciteitsaanbod, extra vraag is van harte welkom. De seinen in de elektriciteitsmarkt en voor congestie staan deze dag dus dezelfde kant op.
- Een zwoele zomerdag. Weinig wind, maar zon staat volop te produceren. In veel decentrale delen van het net leidt het sterke aanbod van zonnestroom tot congestie. In die zones geldt dus het parool: minder stroom produceren, meer verbruiken! Tegelijk leidt dat op het centrale net tot relatieve schaarste, ook omdat er weinig windstroom is: de elektriciteitsprijs is hoog en geeft dus het signaal: meer stroom produceren, minder verbruiken. De prikkels voor het voorkomen van lokale congestie en in de elektriciteitsmarkt staan dan dus tegengesteld. Dit betekent dat vooral delen van het net waar géén congestie optreedt kunnen bijdragen aan de balans op het centrale net, doordat partijen daar meer stroom produceren en/of minder gebruiken.
- Een winderige zwaarbewolkte herfstdag. Hier gebeurt het omgekeerde: op zee staat wind volop te produceren, maar de zonnepanelen geven geen sjoege. De elektriciteitsprijs is daardoor vrij laag: extra productie wordt ontmoedigd en extra vraag gestimuleerd. Maar omdat de zonnestroom is weggevallen zijn er decentrale delen van het net met congestie door te veel vraag bij te weinig aanbod. Daar is het signaal dus: minder stroom verbruiken, meer produceren! Ook bij deze tegengestelde signalen in elektriciteitsmarkt en congestiebeleid zullen het de delen van het net zonder congestie zijn die helpen om de elektriciteitsprijs te ondersteunen, terwijl de vlakken met congestie eerder die prijs onder druk zetten.
- En dan hebben we natuurlijk de sombere, windstille winterdag, de beruchte ‘dunkelflaute’. Nauwelijks zonnestroom en de windmolens staan er ook landerig bij. De stroomprijs gaat door het dak en roept: meer productie, minder vraag! Ook in decentrale delen van het net waar congestie is, komt dat vooral doordat de vraag te groot en het aanbod te klein is. Oftewel: de seinen staan gelijk.
“We zullen nog aardig wat discussies hebben voordat er ook voor congestie een mooi werkend stelsel is”
Wat laten deze voorbeelden nu zien? In elk geval dat oplossingen voor de balancering van het net niet hetzelfde zijn als die voor decentrale congestie: In twee van de vier situaties zijn in bepaalde regio’s juist de tegenovergestelde prikkels nodig. De resultante van die twee prikkels zorgt er dan voor dat het netbalanceringsprobleem wordt opgelost in delen van het net waar dat qua congestie geen probleem is, en in congestiegebieden het netprobleem niet nog eens wordt vergroot. Alsof een vliegtuig met ‘gekruiste roeren’ vliegt: met de staartvin stuurt de piloot naar rechts, maar met de vleugelflaps naar links. De uiteindelijke koers is dan de resultante van beide. Wees gerust trouwens: Vliegtuigen die zo bestuurd worden storten niet neer, dat heeft een gepensioneerde gezagvoerder me ooit uitgelegd.
En belangrijker, er zijn twee verschillende systemen nodig om de juiste prikkels te creëren. Voor balans op de elektriciteitsmarkt zijn die er al. We hebben een complex stelsel met termijncontracten, een day-ahead markt, intraday handel en allerlei markten om de laatste restjes onbalans op te lossen. Maar voor congestie is dat nog veel minder het geval, zeker voor de meer decentrale netten. Congestiemanagement komt het dichtst in de buurt. Dan vraagt de netbeheerder aan aangesloten partijen in het netdeel met congestie wie er een bijdrage wil leveren aan het oplossen van dat congestieprobleem door meer of juist minder stroom te produceren of verbruiken. En selecteert vervolgens de partijen die dat het goedkoopst willen doen; een mooi marktmechanisme. Maar de implementatie vraagt om meer aandacht om voldoende partijen deel te laten nemen aan de congestiemarkt. Bovendien moet de juiste prijsstelling voor de congestieprikkel zich nog verder ontwikkelen. Die lokale congestieprikkel moet in elk geval sterk genoeg zijn om op de zwoele zomerdag of winderige zwaarbewolkte herfstdag te zorgen dat het landelijke onbalansprobleem wordt opgelost door partijen in niet-congestiegebieden, zodat de lokale congestie niet erger wordt. Daarnaast wordt er gewerkt aan contracten die een prikkel afgeven in de vorm van lagere netkosten zoals tijdsgebonden, flexibele en groepscontracten. Misschien kunnen deze opties ook een deel van de oplossing vormen.
We zullen nog aardig wat discussies hebben voordat er ook voor congestie een mooi werkend stelsel is. Deze voorbeelden laten in elk geval zien dat dit echt wel nodig is.
Met dank aan collega Govert Vermeer voor een paar verhelderende discussies over dit onderwerp.