De weken rond de jaarwisseling bieden traditioneel tijd voor reflectie. Als ik terugkijk op 2018 zie ik veel mooie ontwikkelingen, maar tegelijkertijd groeit mijn gevoel van bezorgdheid. Mooie ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld de spectaculaire stijging van de verkopen van nieuwe elektrische auto’s in Nederland (marktaandeel steeg van 1,9% in 2017 naar 4,4% in 2018), het eerste windmolenpark ter wereld dat gebouwd gaat worden zonder subsidie , of – voor mij iets dichter bij huis – ABN AMRO die duurzaamheid nog nadrukkelijker inbedt in haar strategie.
Een ander succes in mijn ogen is het tot stand komen van het klimaatakkoord. Het typische kenmerk van het Nederlandse poldermodel is dat er een consensus gevonden moet worden tussen partijen die willen versnellen en partijen die juist langzamer willen. Daarmee wisten we vooraf dat het akkoord per definitie iets zou worden wat bij iedereen schuurt en voor niemand het optimale resultaat heeft. In overeenstemming met de opzet bleek het akkoord een stevige aanzet te zijn om de CO2-uitstoot in Nederland versneld te laten afnemen. In slechts tien maanden tijd zijn er 600 afspraken gemaakt tussen allerlei partijen die van nature niet altijd hetzelfde resultaat nastreven. Ik noem dat indrukwekkend, ongeacht de uitkomst van de doorrekeningen die het CPB en PBL nu aan het maken zijn.
Waarom dan toch mijn bezorgdheid? Dat heeft alles te maken met de verscherping van het debat, politisering van het onderwerp, polarisatie van veel betrokken partijen en het enorme risico dat het met zich meebrengt voor het benodigde draagvlak. Ik noem dat #klimaatkoorts. In de drang om zich te onderscheiden gebruiken veel media, politici en vertegenwoordigers van NGO’s, bedrijven en de industrie steeds vaker termen en halve waarheden die de maatschappij alleen maar verder verdelen. Termen als klimaatgekte, klimaathysterie, gasverbod, VanGasLos, maar ook vliegschaamte, milieuschuld en transitieremmer dragen niets bij aan het debat, laat staan aan het draagvlak om de energietransitie te versnellen en/of klimaatverandering tegen te gaan. Deze termen voeden de polarisatie van het debat en vergroten tegenstellingen ten einde de eigen achterban te behagen.
“Termen als klimaatgekte, klimaathysterie, milieuschuld en transitieremmer dragen niets bij aan het debat”
Voorbeelden van halve waarheden zijn: zeggen dat Nederland direct “van het gas moet”, zeggen dat Nederland achteraan loopt in Europa, zeggen dat iedereen in Zweden een CO2-prijs van 137 euro kent (terwijl de industrie in Zweden ook onder het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS) valt en dus de prijs betaalt van +/- 25 euro/ton). Ook zeggen dat klimaatverandering niet bestaat en dat Nederland niets substantieel kan bijdragen is niet alleen onwaar, maar draagt bij tot een verdere versnippering van de maatschappij. Maar ook het stelselmatig zeggen dat de industrie niets bijdraagt en alleen maar subsidie opstrijkt is een halve waarheid aangezien veel grote investeringen in verduurzaming en efficiëntie juist daarvandaan zullen komen. Dit zet niet alleen deze bedrijven in een kwaad daglicht, maar raakt ook hun medewerkers. Deze halve waarheden dragen bij aan het beïnvloeden van burgers ten koste van het algemeen belang: draagvlak.
Om van het klimaatakkoord een doorslaand succes te maken, zal de #klimaatkoorts moeten verdwijnen en het draagvlak voor ons klimaatbeleid verder moeten groeien. Dit betekent dat bijvoorbeeld het bedrijfsleven en de industrie sneller moeten verduurzamen dan zij uit eigen beweging zouden doen. Dit betekent ook dat de investeringen voor een groot deel bij hen komt te liggen. En ja, daarvan wordt een aanzienlijk deel doorbelast aan de eindgebruiker. Maar in ruil hiervoor krijgen we waar we in Nederland goed in zijn: kennisopbouw die we kunnen exporteren. Deze investeringen zijn daarom niet alleen goed om de verduurzaming te versnellen, maar dragen ook bij aan de ontwikkeling van toekomstbestendige bedrijfsmodellen. Ongewenste inkomenseffecten voor de burger als gevolg van deze investeringen kunnen deels gecompenseerd worden via inkomensbeleid. Of deze compensatie er komt, en zo ja hoe en hoeveel, is een verantwoordelijkheid van de overheid en zou mijns inziens los moeten staan van het klimaatbeleid.
Tegelijkertijd betekent dit dat natuur- en milieuverenigingen hun rol onder de loep moeten nemen. Waar tot voor kort alarmeren tot hun belangrijkste taak behoorde, is deze rol aan het veranderen. Oproepen tot actie wordt steeds lastiger als iedereen al bezig is. Het niet tekenen van het klimaatakkoord door deze verenigingen is daarom volgens mij een gemiste kans. Iedereen wist dat de ultieme inzet van NGO’s nooit het eindresultaat van de onderhandelingen zou kunnen worden. Toch is de rol van NGO’s uitermate belangrijk om de lat net even hoger te leggen dan gemakkelijk voelt. NGO’s zullen het bedrijfsleven op een constructieve manier moeten blijven uitdagen. Om hun rol in het geheel te behouden is dat precies hun uitdaging voor de volgende fase in het proces: constructief blijven.
Maar de grootste uitdaging ligt bij de politiek. Daar ligt de voornaamste taak om draagvlak te creëren, en te behouden. In Den Haag zijn er altijd verkiezingen in het vooruitzicht. Met de Provinciale Statenverkiezing in maart ligt verdere politisering van het klimaat- en energiedebat op de loer. Verreweg de meeste politieke partijen hebben hetzelfde einddoel voor ogen: Parijs. Het benadrukken van de partijkleur is uiteraard prima, maar dit kan doorslaan en ten koste gaan van het einddoel. Een bekende Postbus 51 slogan uit 1991 (!) is ‘een beter milieu begint bij jezelf’, maar een succesvol klimaatbeleid – en zeker het draagvlak daarvoor – begint in Den Haag. De focus hoort vooral op het klimaatbeleid te liggen om op de meest efficiënte en goedkope wijze zoveel mogelijk CO2-reductie te bewerkstelligen. Want daar is het ons immers allemaal om te doen, toch?