Reactie op column Frans Rooijers
In zijn column legt hij uit dat de trias energetica vraagt om eerst energie te besparen, vervolgens hernieuwbare energie te produceren en ten derde fossiele energie te gebruiken. Vervolgens stelt hij vast dat we nog maar op 6% hernieuwbare energie zitten en dat de strategie van trias energetica dus niet werkt. Stoppen ermee, is de conclusie.
Het eerste argument van Rooijers tegen de trias energetica is dat we niet weten waar het theoretische optimum ligt tussen besparen, hernieuwbaar en efficiënt fossiel. Dat kan theoretisch zo zijn, maar een praktische benadering is vrij gemakkelijk. Diverse studies laten namelijk zien dat CO2-loze energie kan worden geproduceerd tegen een prijs die maximaal € 100 per ton CO2 hoger is dan (fossiele) energie. Dus besparingsmogelijkheden goedkoper dan € 100 per ton CO2, zijn aantrekkelijk. Besparingsmogelijkheden die duurder zijn, kun je beter vervangen door wat extra CO2-arme energieproductie. Met andere woorden: het optimum ligt ongeveer bij € 100 per ton CO2. Laat dit nu volgens de wetenschap nu ook ongeveer de hoogte van de klimaatschade zijn van een ton CO2. Zie mijn column op Energiepodium van november 2015.
Dan het belang van energiebesparing, waar we ons te veel op zouden concentreren. Wel, ons energieverbruik is gelijk aan 2050 PJ (PetaJoule) per jaar. Dat is een soort geheimtaal van de experts, want geen sterveling beseft wat een PJ is. Laat ik het daarom vertalen: je hebt ongeveer 1 miljoen zonnepanelen nodig om jaarlijks 1 PJ te produceren. Dat is inderdaad nogal veel. Er is dus juist alle reden om maximaal in te blijven zetten op energiebesparing.
““De belangrijkste barrière voor vergaande besparing op aardgas is dus niet de te lage prijs van gas, maar de complexiteit van een omschakeling””
Een bijzonder argument van Frans Rooijers is dat in 2023 de
elektriciteit voor huishoudens CO2-vrij is omdat ze betalen voor de
SDE+ via hun ODE-heffing. Vervanging van gas en olie door elektriciteit is dan
interessant. Maar dit argument doet me eerlijk gezegd denken aan de aflaathandel, die in de
Middeleeuwen gebruikelijk was en waar Luther precies 500 jaar geleden succesvol
tegen streed. De rauwe werkelijkheid is dat de benodigde additionele elektriciteit
in 2023 gepaard gaat met een CO2-emissie van 620 gram per kilowattuur.
(Bron: Nationale
Energie Verkenning 2016, blz. 220). Denkt u echt dat die CO2-emissie
verdwijnt door het betalen van energiebelasting? Was het maar waar! Overigens
betaal ik voor benzine (200 gr/kilowattuur) en gas (180 gr/kilowattuur) ook flink
belasting. Misschien bij nader inzien toch wel een fijne gedachte. Jammer.
Het voorstel om de energiebelasting op aardgas fors te verhogen is een
maatschappelijk ongewenste maatregel. In de eerste plaats is het niet nodig.
Want sinds 2000 is de gasvraag per huishouden door regelgeving al met 25%
gedaald en deze daling zal bij ongewijzigd beleid gewoon doorgaan. Bovendien is
het voor individuele burgers veelal niet mogelijk is om zichzelf aan te sluiten
op een warmtesysteem, over te gaan op all electric, of van hun (huur)huis een nul
op de meter woning te maken. De belangrijkste barrière voor vergaande besparing
op aardgas is dus niet de te lage prijs van gas, maar de complexiteit van een
omschakeling. Een hogere gasprijs zal dus nauwelijks bijdragen aan een lager
gasgebruik.
Ook vormt de energierekening, anders dan gesuggereerd, niet alleen voor
bijstandsgerechtigden een probleem, maar voor veel meer burgers. En dat probleem
groeit. Want ondanks de 25% besparing is de gemiddelde gasrekening voor een
huishouden sinds 2000 met 35% gestegen tot bijna € 1100 per jaar. Dat is
driemaal zoveel als de eigen bijdrage voor de ziektekosten verzekering,
waarover zoveel te doen is.
Feit is ook dat het gasverbruik van een woning nauwelijks verband houdt met het
inkomen van de bewoners. Energiebelasting op aardgas is daarmee de bijna ‘ideale'
vlaktaks, want elk huishouden betaalt per jaar dan een vast bedrag aan
gasbelasting. Het zijn dus bepaald niet de sterkste schouders die de zwaarste
lasten dragen. Het voorstel de bijstandsuitkeringen te verhogen verandert dat
principe niet.
Tot slot het efficiënt (slim) gebruik van fossiele brandstoffen, de derde
poot van de trias energetica. Daar is veel winst te behalen. Neem warmtekracht
eenheden, installaties die fossiele energie met 85% rendement omzetten in
elektriciteit en warmte voor de industrie en tuinbouw. Deze zeer efficiënte installaties,
die elektriciteit produceren met slechts 300 gram CO2 per kilowattuur,
zijn grotendeels weggeconcurreerd door kolencentrales, met 700 gram CO2
per kilowattuur. Een logisch gevolg van de vrije energiemarkt, want kolen zijn
goedkoper, maar het klimaat is de dupe. Vergelijkbaar is de moeizame
introductie van hybride warmtepompen, waarmee goedkoop, snel en gemakkelijk een
forse besparing op de CO2-emissie bereikt kan worden. Ik hoop van
harte dat een nieuw kabinet zodanig op CO2-reductie zal sturen, dat
deze pijler van de trias de aandacht krijgt die hij verdient.
Besparen, hernieuwbare energie en slim fossiel. Alle drie de poten van de trias
energetica zijn nodig. Dat we nu nog maar op 6% hernieuwbaar zitten, heeft niets
te maken met de trias, zoals Frans Rooijers stelt, maar met de beperkte hoeveelheid
subsidie die achtereenvolgende kabinetten beschikbaar hebben gesteld voor
hernieuwbaar. Het huidige kabinet is een stuk ruimhartiger en zie: over een
paar jaar zitten we al op 16%. Helaas leidt de verwaarlozing van de andere twee
pijlers van de trias wel tot onnodig hoge kosten.
Waar ik me trouwens wel in kan vinden is het betoog van Frans Rooijers dat
we meer aandacht moeten geven aan hernieuwbaar gas. Die technologie bevindt
zich qua ontwikkeling ongeveer op het niveau van windenergie 15 jaar geleden:
hier en daar een boer met een windmolen, of, zou wilt, een mestvergister. Het
wordt inderdaad hoog tijd dat we dat gaan opschalen.
Martien Visser is lector energietransitie & netintegratie, Hanzehogeschool Groningen en Senior Advisor International Business bij Gasunie. Hij schrijft zijn column op persoonlijke titel. Zijn mening komt niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de Hanzehogeschool of Gasunie.