Catrinus Jepma: "Fors investeren in kennis en systeemintegratie gas binnen topsectorenbeleid"
Op het Energiepodium Debat eind vorig jaar stelde Gasunie-CEO Paul van Gelder dat het besef van het belang van aardgas in Nederland wegzakt, en dat de positie van Nederland als gasland in Europa en de wereld zwakker wordt. Het is geen prettige boodschap, maar Van Gelder heeft in mijn ogen gelijk.
De eerste en belangrijkste factor die de Nederlandse gaspositie onder druk zet, is de productie. Die gaat onontkoombaar naar beneden. Het Nederlandse doel is om in 2030 30 miljard kuub uit de bodem te halen. Dat is alleen haalbaar als nieuwe winningtechnieken succesvol blijken. Als productieland wordt Nederland echter hoe dan ook minder belangrijk.
Dan de gashandel. De TTF, onze beurs voor gashandel, ontwikkelt zich prima. Maar in onze buurlanden ontstaan ook gashubs, gebieden met veel kennis en infrastructuur op het gebied van gas. Het vasthouden van de Nederlandse koploperspositie op gashandel binnen Europa wordt daarom ook lastig.
We blijven een belangrijk land op het gebied van gastransport en -opslag. Nederland is één van de eerste landen die zijn transportnetwerk voor gas heeft uitgebreid naar een ander land, Duitsland. Bij deze overname van het net van BEB Erdöl zijn, naar het lijkt, grote fouten gemaakt, met een afschrijving van 1,5 miljard euro bij Gasunie tot gevolg. De schrik zit er goed in en dat is logisch. Toch zou het jammer zijn als het concept van internationaal opererende (gas)netwerkoperators door de schrik rond dit gebeuren wordt verlaten. Het internationaliseren van netbedrijven in Europa past bij de Europese energievoorziening die we in de toekomst willen hebben. Het concept van de overname was goed, de invulling van de transactie niet. Ook landen om ons heen hebben ambities om hun netbedrijven te internationaliseren. Als Nederland stopt met investeren, zal onze sterke gaspositie vroeg of laat verslechteren.
LNG wordt belangrijker, vooral als in de toekomst ook de Amerikanen gas gaan exporteren. Dat mag je de komende tien jaar verwachten gezien de grote toename van de productie daar, vooral veroorzaakt door schaliegas, en de onhoudbaar grote internationale prijsverschillen. Nederland heeft met de Gate terminal op de Rotterdamse Maasvlakte een prima LNG-terminal, maar andere Europese landen hebben die voorzieningen ook. We hebben op dat punt dus geen unieke positie en moeten het dus van innovatieve toepassingen hebben.
De conclusie is zorgelijk: Nederland was nummer 1 als leidend gasland. De optelsom van op termijn dalende productie, een inhaalslag elders op het gebied van handel en transport en de brede toename van LNG zet die unieke positie stevig onder druk.
Als Nederland zijn leidende positie op gasgebied wil handhaven, zit er maar één ding op: inzetten op kennis en innovatieve toepassingen. We zijn als land sterk in kennis en onderzoek over winning, transport, opslag, technische toepassingen en verhandeling van gas. Dé grote uitdaging voor de gaswereld is om gas beter in te zetten als onderdeel van het gehele energiesysteem. De flexibiliteit van gas, het feit dat gas de schoonste fossiele brandstof is, die zeer goedkoop valt op te slaan en transporteren, en in feite uit wind en biomassa groen kan worden geproduceerd, maken gas tot een ideale component in een modern op hernieuwbare energie gebaseerd energiesysteem. Om die positie waar te maken is veel kennis en onderzoek nodig. Dit op gebieden als modelering, ICT, nieuwe uitgekiende transportsystemen, regulering, power to gas, enz. Gas krijgt het komende decennium daardoor een nieuwe rol. Alleen als we hierop inzetten, kan Nederland gasland zijn sterke positie uitbouwen en versterken. Maar dit besef is nog onvoldoende doorgedrongen bij publiek en politiek.
Binnen het topsectorenbeleid van het Kabinet is hier in het Topconsortium voor Kennis in Innovatie (TKI) Gas tot nu toe met een programma van 50 miljoen euro voor 2012 behoorlijk op ingezet. Maar op dit moment komt het er op aan voor de programmering van 2013-2015. Het is dus een strategisch moment, en de laatste signalen vanuit het ministerie vallen tegen. Dit betreft, naar het zich laat aanzien, het beschikbare budget. Maar ook is er nog te veel verbrokkeling, waardoor de systeemintegratie nog niet echt goede kansen krijgt.
Er treedt binnen de energie innovatie nu al versplintering op. Er zijn nu zeven TKI's op energiegebied: naast gas onder andere voor smart grids, zonne-energie, wind op zee en bio-energie. Die verkokering is onverstandig. Dé uitdaging voor onze energievoorziening is een systeemvraag. Hoe moeten gas, wind, zon en bio-energie samenwerken in een slim en flexibel gas- en stroomnet? Alleen in samenhang kan het Nederlandse energiesysteem zich klaarmaken van de toekomst. We hebben dus niet zeven separaat opererende Topconsortia nodig met elk beperkte budgetten, maar een kleiner aantal meer geïntegreerde clusters. Er moet ook vanwege onze nationale energiepositie dus juist nu qua denken en geld fors in dit innovatieconcept worden geïnvesteerd. De olifant die we afgelopen jaar hebben gecreëerd, mag geen muis baren.
Catrinus Jepma is professor Energie en Duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en professor Economie aan de Open Universiteit Heerlen. Hij is wetenschappelijk directeur van het Energie Delta Gas Research (EDGaR) en het EDIaal programma van het Energy Delta Institute.
Volg ons op Twitter: @energiepodium