Pieter
Boot: "Volg traditie van internationale oriëntatie en handelsgeest"
Voor de hand ligt met omringende landen te bezien welke ambities gedeeld worden en welke aanpak daarbij past. Dat maakt het beleid van allen samen effectiever, maar als het niet gebeurt krijgt Nederland met perverse effecten van de eigen beleidsinzet te maken. Dit geldt vooral in de elektriciteitssector. De PBL-analyse van het regeerakkoord illustreert dat. Als wij de in het regeerakkoord genoemde CO2-prijs in de elektriciteitssector introduceren en de kolencentrales sluiten, levert dat een reductie van broeikasgasemissies van 16 megaton in 2030 op. Dat is 10 procent van de dan geraamde emissies. De aanvankelijke productie door kolencentrales wordt deels vervangen door die van gascentrales, anderdeels gaan we meer elektriciteit importeren. In heel Noordwest-Europa is de emissiereductie daardoor slechts 6 megaton. Anders is dat als ook de omringende landen zo'n CO2-prijs introduceren. De totale emissiereductie - vooral in Duitsland - bedraagt dan 20 megaton, maar omdat Nederland iets minder kan importeren en de gascentrales dus nog iets harder moeten draaien, is deze bij ons 15 megaton. Als minister Wiebes dus extreem succesvol zou zijn in zijn ambitie met omringende landen afspraken te maken, wordt het tekort in het nationale doelbereik groter, terwijl de reducties overall hoger zijn. Dat is raar. Hetzelfde geldt op iets andere wijze met de problemen in België. Daar is wettelijk vastgelegd dat de kerncentrales in 2022-2025 moeten sluiten, maar men heeft geen idee wat daarvoor in de plaats moet komen. Voorzien is al dat de interconnectie tussen Nederland en België wordt uitgebreid, dus het ligt voor de hand dat Nederlandse centrales meer gaan exporteren. Ook dat leidt hier tot hogere emissies. Rechtdoend aan de nationale verantwoordelijkheid ligt het voor de hand bij afspraken ook na te denken over de gevolgen die het handelen van het ene land in het andere heeft. Ook hebben we vragen die allen aangaan: hoe hervormen we de elektriciteitsmarkt bij veel meer zon- en windenergie, in welk tempo faseren we de kolencentrales uit? Het Pentalateraal Forum zou deze rol prima kunnen vervullen.
““Er is zelfs al een project beschikbaar van windparken in Roemenië””
Het regeerakkoord indiceert dat samen met andere
landen ons doel ook verder aangescherpt kan worden. Duitsland heeft bijvoorbeeld
al een hoger doel voor 2030 dan wij hebben. Het Europese doel voor 2030 is
onvoldoende om een adequate bijdrage aan de ‘ruim onder de 2 graden' van Parijs
te blijven, maar een pleidooi van Nederland alleen om dat te verscherpen zal
weinig zoden aan de dijk zetten. Als het doel aangescherpt zou worden komen we in
een situatie die enigszins vergelijkbaar is met die van het Kyoto-akkoord in
2008-2012. Toen heerste er angst dat Nederland grote moeite zou hebben het doel
op eigen grondgebied te halen en werd al in een vroeg stadium onderzocht of dit
ook mogelijk en goedkoper was door daarnaast projecten in het buitenland te
financieren. Bij projecten in ontwikkelingslanden is dat nog steeds mogelijk en
heet het Clean Development Mechanism (CDM), in landen met een eigen
doelstelling heette het Joint Implementation (JI). Het Kyoto-protocol stond toe
dat een land meer broeikasgassen mocht uitstoten als de uitstoot boven de
toegestane emissieruimte vereffend zou worden door aankoop van rechten uit andere
landen of uit de door Nederland meegefinancierde emissiereducerende
buitenlandse projecten. Ongeveer 5 procent van de reductie in de gebouwde
omgeving en het transport (de niet-ETS sectoren) werd in Nederland door deze
aankoop gerealiseerd. Gaandeweg kwam er kritiek op het CDM-deel, omdat toch
onduidelijk was of de projecten in zich ontwikkelende landen tot werkelijke
emissiereductie leidden. Maar bij JI was dat anders. In de evaluatie door de
SEO van het in 2007-2012 gevoerde energiebeleid was het onderdeel Joint
Implementation een van de weinige beleidsinstrumenten waarvan zowel de
doeltreffendheid als doelmatigheid als goed werden beoordeeld. De meeste JI-projecten
vonden plaats in Rusland, een deel in de Oekraïne en een ander deel in de
Oost-Europese EU-staten zoals Bulgarije of Roemenië. In Roemenië werden
bijvoorbeeld waterkrachtcentrales en een windpark meegefinancierd. Wat ligt er
nu meer voor de hand dan weer bij deze traditie aan te sluiten? Er is zelfs al
een project beschikbaar van windparken in Roemenië dat aan het ministerie van
Economische Zaken en Klimaat is aangeboden als bijdrage om de doelstelling
hernieuwbare energie in 2020 te halen. Dit is mogelijk als een land zijn eigen
doelstelling al heeft gerealiseerd en als het land wat de bijdrage wil
meetellen aan een concreet project meebetaalt. Omdat de elektriciteitsprijs in
Roemenië hoger is dan bij ons en de aanlegkosten van windparken lager zijn, is
een project van 3 gigawatt in 2020 volgens de initiatiefnemers zonder subsidie
maar met slechts een prijsgarantie mogelijk. Nederlandse bedrijven zouden bij
de uitvoering betrokken kunnen worden.
De milieubeweging was, begrijpelijk, altijd bezorgd dat JI ten koste van
inspanningen in eigen land zou gaan. Wanneer duidelijk afgesproken wordt dat de
49 procent emissiereductie voor het nationale grondgebied geldt, maar dat de
inspanning daarboven ook elders plaats kan vinden, vervalt dit bezwaar. Het
kabinet kan de ambities volledig invullen en aansluiten bij een in het verleden
opgebouwde traditie van internationale oriëntatie en handelsgeest.
Pieter Boot is Hoofd sector Klimaat,
Lucht en Energie bij het Planbureau voor de Leefomgeving