Zoeken

Groundhog Day voor biomassa

Auteur

Peter de Jong

In de film Groundhog Day uit 1993 herleeft Bill Muray dezelfde dag keer op keer weer opnieuw. Hetzelfde gevoel bekruipt Peter de Jong als hij kijkt naar het biomassa-debat in Nederland.

Afgelopen maand laaide dit opnieuw op. Tijdens het debat over een wijziging van de Wet ‘verbod op kolen bij elektriciteitsproductie’ werd via een amendement voorgesteld om het gebruik van houtige biomassa uit bos in kolencentrales vanaf 2030 te verbieden. Dit voorstel past in de afgesproken – en zorgvuldig met betrokken partijen besproken - lijn uit het SER-advies ‘biomassa in balans’, om de grootschalige inzet van biomassa voor energie af te bouwen. Je zou dus verwachten dat hier voldoende steun voor is. Het amendement kon echter niet op steun van een meerderheid van de Kamer rekenen. De discussie over de inzet van biomassa lijkt weer helemaal van voor af aan te beginnen. Dit werkt verlammend voor de transitie naar duurzame energie en een circulaire economie. Ik neem u even mee in de zetten die nu, voor de zoveelste keer, dreigen herhaald te worden.

“We hebben deze biomassa keihard nodig voor hoogwaardige materiaaltoepassingen en biobrandstoffen”

Al sinds het Energieakkoord in 2013 is er veel discussie in Nederland over het gebruik van biomassa voor de productie van energie. Onderdeel van dit akkoord was het jaarlijkse meestoken van ongeveer 3,5 miljoen ton biomassa (60 PJ) in kolencentrales. In de loop der jaren is er steeds meer consensus gekomen dat de grootschalige inzet van biomassa voor energie afgebouwd moet worden. We hebben deze biomassa keihard nodig voor hoogwaardige materiaaltoepassingen en biobrandstoffen en hebben niet de luxe om het daarnaast grootschalig voor energie in te zetten. Hiervoor is er simpelweg niet genoeg van.

Deze verschuiving naar het meer hoogwaardig willen inzetten van biomassa zien we terug in de introductie van de term ‘biogrondstoffen’ als vervanging van het woord biomassa. Het gaat namelijk over grondstoffen die we op een slimme manier moeten inzetten in onze economie, niet om een homogene massa waar je weinig anders mee kan doen dan verbranden. Ook de SER kwam in 2020 tot deze conclusie in hun advies ‘biomassa in balans’. Laagwaardige energietoepassingen – zoals verbranding voor energie - moeten worden afgebouwd om ruimte te maken voor de noodzakelijke hoogwaardige toepassingen. Onderstaande figuur uit het advies illustreert dit mooi.

Afbeelding1

Een brede groep partijen, bestaande uit werkgevers, werknemers, belangenorganisaties, bedrijven en maatschappelijke organisaties, steunde destijds het advies. Het kabinet nam dit over en werkt sinds 2020 aan het verwerken ervan in beleid. Hiermee zou de richting duidelijk moeten zijn en zou deze steen des aanstoots en splijtzwam voor draagvlak voor klimaat- en energiebeleid eindelijk opgelost zijn. Echter toch zet RWE hun plannen door om hun kolencentrales in 2030 omgebouwd te hebben naar 100% biomassa. In 2023 zijn ze voor de Eemshavencentrale hiervoor de vergunningprocedure in gegaan.

“De verwachting is dat na 2030 vooral de vraag naar biobrandstoffen vanuit de chemie nog verder zal stijgen”

In de plannen van RWE worden de Amercentrale en de Eemshavencentrale omgebouwd naar centrales voor 100% biomassa, in combinatie met de afvang van CO­2. Zo kunnen ze zowel elektriciteit (en warmte) opwekken, als CO2 wegnemen uit de atmosfeer. De CO2 kan zowel worden ingezet in de chemie als worden opgeslagen onder de grond (CCS). In de laatste vorm staat dit bekend als BECCS bij kolencentrales. Op papier klinkt dit heel aantrekkelijk, maar in de praktijk is dit voor Nederland een heel slecht idee en valt het niet onder de hoogwaardige toepassingen bedoeld in het SER-advies.

De belangrijkste reden waarom dit in de praktijk voor Nederland een heel slecht idee is, is de vraag naar biogrondstoffen. Volgens recent onderzoek van CE Delft zal in Nederland de vraag naar biogrondstoffen stijgen naar 773 tot 915 PJ in 2030. Dit is een stijging van 51 naar 78% van alle beschikbare biogrondstof. In de onderstaande figuur zijn globaal de toepassingen op hoogwaardigheid gerangschikt, met de meest hoogwaardige toepassingen onderaan. Deze stijging is nog zonder grootschalige inzet op koolstofverwijdering (zoals BECCS bij kolencentrales), maar wordt met name getrokken door de grotere inzet op biobrandstoffen (mobiliteit) en groen gas (gebouwde omgeving). De verwachting is dat na 2030 vooral de vraag vanuit de chemie nog verder zal stijgen.

Afbeelding2

Deze vraag zal het duurzame aanbod in 2030 al overstijgen, ook als we rekening houden met import. Omdat er door CE Delft enkel gekeken wordt naar het biogrondstoffengebruik voor eigen Nederlandse consumptie, en niet voor de productie van exportproducten, kan een fair share gehanteerd worden op basis van inwoners of op basis van landoppervlak. De onderstaande figuur laat zien dat beide fair share-principes niet leiden tot voldoende aanbod om aan de Nederlandse vraag voor eigen gebruik te voldoen.

Afbeelding3

Als de kolencentrales echt omgebouwd worden naar BECCS-centrales, zullen deze veel draaiuren moeten maken om de kosten van de ombouw, de CCS-installatie en de CO2-infrastructuur terug te kunnen verdienen. De centrale zal naar verwachting twee derde van het jaar (6.000 uur) moeten draaien, wat neerkomt op een biogrondstofverbruik van 155 PetaJoule[1]. Dit zal duidelijk niet passen naast de al verwachte vraag naar biogrondstoffen.

[1] Zie ook https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/05/06/rapport-naar-een-co2-vrij-elektricitetissysteem-in-2035

“Omdat er voor de extra vraag vanuit BECCS bij kolencentrales onvoldoende biogrondstoffen zijn, zullen er keuzes gemaakt moeten worden”

Omdat er voor de extra vraag vanuit BECCS bij kolencentrales onvoldoende biogrondstoffen zijn, zullen er dus keuzes gemaakt moeten worden. Voor veevoer en bodemverbeteraar zijn er geen duurzame alternatieven voor biogrondstoffen, dus er kan niet voor gekozen worden om hier minder in te zetten. De resterende beschikbare biogrondstoffen zullen dus verdeeld moeten worden tussen materiaaltoepassingen (met name biochemie), biobrandstoffen, groen gas en BECCS bij kolencentrales. Groen gas zal voornamelijk op basis van natte (agrarische) biomassa geproduceerd worden dat niet of nauwelijks geschikt is voor zowel BECCS bij kolencentrales, biobrandstofproductie, biochemie als biobased bouwen. Het verdelingsvraagstuk speelt dus vooral voor de houtige biomassa en de andere toepassingen.

Voor de verdeling tussen de andere toepassingen kan gekeken worden naar de volgorde van hoogwaardigheid, zoals ook opgesteld door de SER. De SER heeft de mogelijkheid tot koolstofverwijdering niet meegenomen bij het opstellen van het advies, maar aangezien het bij al deze toepassingen ook mogelijk is om ofwel CO2 af te vangen, danwel op te slaan in de producten die geproduceerd worden, zal dit de volgorde niet doen veranderen. Daarom is het dus niet nodig om de biomassadiscussie opnieuw te gaan voeren. De koolstofverwijdering die biomassa met CCS bij elektriciteitsproductie kan realiseren maakt deze techniek dus niet hoogwaardiger dan deze toepassingen. Het is alleen hoogwaardiger dan andere energietoepassingen waar geen koolstofverwijdering mogelijk is en het is dus niet nodig om de hele discussie opnieuw te gaan voeren.

“Het is veel te energie-intensief om van CO2 weer materialen te maken”

Het is niet zo dat we zonder BECCS bij kolencentrales niet voldoende koolstof uit de atmosfeer kunnen verwijderen. Er zijn verschillende betaalbare duurzame opties die ook bijdragen aan andere doelen (natuurherstel, verduurzaming industrie, circulariteit, verduurzaming landbouw). Denk aan biochemie, groen gas productie, biobrandstofproductie, biobased bouwen, herbebossing, vastlegging van koolstof in de bodem en in water, en op termijn ook direct air capture. Vanuit de chemie is het daarnaast ook niet logisch om de CO2 die afgevangen wordt in een omgebouwde kolencentrale in te zetten voor chemische processen. Het is veel te energie-intensief om van CO2 weer materialen te maken. Het is veel logischer om biogrondstoffen gelíjk in te zetten, in plaats van het eerst helemaal af te breken tot CO2 om het daarna met veel, vaak dure, energie weer op te waarderen.

Het is – dit allemaal overwegende - evident dat BECCS bij kolencentrales nu niet past. Niet binnen de beschikbare biogrondstoffen, de ingezette transitierichtingen, én het SER advies. Toch heeft de Tweede Kamer het amendement verworpen dat zou voorkomen dat de kolencentrales op biogrondstoffen gaan draaien. Het is te hopen dat dit een eenmalige misstap was en niet het begin van een volgende ronde verlammende discussies over biomassa. Recent is PBL met een nieuw rapport gekomen waarin 30 routes naar een klimaatneutraal Nederland worden doorgerekend. Ook zij concluderen dat biomassa met CCS bij elektriciteitsproductie niet voor de hand ligt.

Momenteel is het PBL bezig met de voorbereiding van de SDE voor 2025. Het zou een goed signaal zijn als de Kamer aan de minister zou vragen om biomassa met CCS bij elektriciteitsproductie hierin expliciet niet mee te nemen. En in plaats daarvan te kijken hoe andere duurzame, hoogwaardige toepassingen van biogrondstoffen, al dan niet met koolstofverwijdering, gestimuleerd kunnen worden. Dit is wat er in het SER-advies in 2020 is afgesproken en waar de Nederlandse overheid zich aan gecommitteerd heeft. Als we hier nu – Groundhog Day - wéér van gaan afwijken en de discussie heropenen is dit funest voor het investeringsklimaat voor hoogwaardige toepassingen van biogrondstoffen en zal deze sector nooit van de grond komen.

Peter de Jong

Programmaleider Duurzame Energieproductie bij Natuur & Milieu