Zoeken

Benut de Noordzee als energie hotspot

Energieprofessor: "Gebruik oude fossiele infrastructuur voor nieuwe duurzame projecten"

Er is ontegenzeggelijk sprake van een trendmatige verschuiving in Noordwest-Europa van energie-omzetting, -opslag, - transport en -verwerking naar het noorden. Daar zijn goede redenen voor: de aanwezigheid aan de kust van havens en industrie, ruimte voor biomassagroei, gunstige windprofielen en opslagcapaciteit. Vooral in Noord-Nederland (Energy Valley, Groningen, Friesland, Drenthe en de kop van Noord-Holland), Noord-Duitsland, maar ook langs de Schotse, Deense en Noorse (30 gigawatt capaciteit aan waterkrachtcentrales) kusten is deze trend heel duidelijk. Het gevolg is dat daar praktisch de grootste regionale investering in energie van Europa plaatsvindt. Voor het Nederlandse Energy Valley-gebied alleen al gaat het om 27 miljard euro voor de periode 2010-2020, waarvan 45 procent in hernieuwbare energie. Deze trend is al zeker een decennium gaande.

Er staat enorm veel te gebeuren in de Noordzee. Deze wordt de komende decennia steeds voller gebouwd met windparken: de huidige capaciteit van zo'n 4,4 gigawatt zal naar verwachting over 15 jaar zijn toegenomen tot 40 gigawatt of meer. Daarna kan het doorgroeien naar het dubbele daarvan. In de tweede plaats zijn er op de Noordzee in dezelfde periode enorme investeringen nodig in het stroomnet voor 20.000 à 30.000 kilometer offshore elektriciteitskabels. Deze zijn nodig om al deze windstroom te verzamelen, te balanceren en rondom de Noordzee naar het land te brengen, onder meer via de zogenoemde ‘stopcontacten op zee' en ‘power rings'. Ook hiervan lopen de investeringen in de miljarden euro's. In de derde plaats zal men zoeken naar manieren om de windstroom op te slaan via verbindingen met hydro-energie, power-to-gas met waterstof- en syngasopslag en methanisering. Tenslotte is het niet ondenkbaar dat de Noordzee een steeds grotere rol gaat spelen als opslaggebied voor CO2, ervan uitgaande dat CCS (Carbon Capture and Storage) in de toekomst terugkomt op de beleidsagenda.

““Als we maar een deel van de oude gas- en olieplatforms laten staan, besparen we miljarden””

Tegelijkertijd voltrekt zich op de Noordzee de omgekeerde trend in het fossiele domein. Doordat de olie- en gaswinning aldaar na een piek rond 2000 van circa 450 miljoen ton olie-equivalenten de komende 10 jaar gaat dalen naar een niveau onder de 50. Een gevolg daarvan is dat meer dan 600 olie- en gasplatforms en mogelijk zo'n 10.000 kilometer aan leidingen op de Noordzee de komende 20 tot 40 jaar volgens de huidige OSPAR Convention voor de bescherming van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan moeten worden ontmanteld. Er is wel een uitzondering: een landelijke overheid mag een uitzondering op basis van "een ander legitiem doel" vaststellen. Dat volledig ontmantelen - een proces dat al begonnen is - is een kostbare zaak. De huidige cumulatieve schattingen van de kosten lopen uiteen van zo'n euro 30 tot 50 miljard euro of meer. De verantwoordelijkheid voor ontmantelen ligt bij de eigenaar, maar de belastingbetaler gaat direct en indirect vermoedelijk het grootste deel van dit bedrag betalen.

Deze beide min of meer gelijktijdige en dure trends overziende - opbouw van duurzame capaciteit en afbouw van fossiele capaciteit - rijst de vraag of dat niet slimmer kan. Stel dat de Noordzee ook wordt ontwikkeld voor energieopslag, kan dan gebruik kunnen worden gemaakt van bestaande fossiele infrastructuur? Of benutting ervan voor getijden- en golfenergie of ‘blue energy'? Zouden we met wat er staat niet iets kunnen richting de nieuwe ontwikkelingen? Als we maar een deel van de platforms voor dat doel kunnen laten staan, besparen we al miljarden. Daar moet win-win inzitten. Waar blijft de eerste pilot?

Kortom, de tijd is rijp om met de overige Noordzeelanden na te over dit soort technieken. Het begin is er, bijvoorbeeld The North Seas Countries' Offshore Grid Initiative, dat er is om elektriciteitsinfrastructuur in de Noordelijke Europese zeeën op internationaal niveau beter af te stemmen. Ook is er het ENSEA-project van de EU waar partners uit Nedersaksen, Noorwegen, Schotland en Noord-Nederland proberen tot gemeenschappelijke Noordzee initiatieven te komen. Maar: om dit te laten slagen, is vroeg of laat zware politieke aandacht nodig.

Catrinus Jepma is hoogleraar Energie en Duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en wetenschappelijk directeur van het Energie Delta Gas Research programma (EDGaR) en van het EDIaal programma van het Energy Delta Institute. In zijn column schrijft hij over de energiemarkt.

Catrinus Jepma

Catrinus Jepma is hoogleraar Energie en Duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en wetenschappelijk directeur van het Energie Delta Gas Research programma (EDGaR) en van het EDIaal programma van het Energy Delta Institute. In zijn column schrijft hij over de energiemarkt.