Coby van der Linde over langjarige solidariteit in de energietransitie
Met de verkiezingen in aantocht zal de aandacht, mogen we hopen, op een aantal maatschappelijke kwesties worden gericht. Een van de onderwerpen die ongetwijfeld aan de orde zal komen is de energietransitie. Met eerst het Energieakkoord in 2013, het RLI rapport Rijk zonder CO2 en het Energierapport 2015 en de brede maatschappelijke discussie in 2016 is energietransitie flink in de politieke agenda omhoog geschoven. Bovendien begint het Topteam Energie van het ministerie van Economische Zaken zijn vruchten af te werpen. Veel ondernemingen, van klein tot groot, zijn druk doende om gestalte te geven aan de energietransitie. Sommigen vinden het proces nog wat langzaam gaan, maar zo langzamerhand wordt duidelijk dat in Nederland heel breed wordt gewerkt aan deze omwenteling en niet alleen op het gebied van elektriciteitsproductie, zoals in sommige van onze buurlanden. Met het op stoom komen van het beleid en de uitvoering in de economie ontstaan er echter ook discussies over de kosten en baten van de nieuwe energie technologieën. Dit is een bijzonder belangrijk element in een succesvolle voortzetting van de energietransitie en moet niet louter worden afgedaan als oubollig verzet van dorpsbewoners, die zich "verzetten tegen boerenmolentjes". Inmiddels zijn bijvoorbeeld de windmolens van industriële omvang, ook die op land, en is er serieus ruimtelijk en ander beleid nodig om goede belangenafwegingen te maken. Deze ontwikkeling is nog niet aan zijn eind en ook zonne-energieparken zullen groeien. Kortom er is een nieuw sociaal contract nodig met de verschillende stakeholders in de samenleving om de nieuwe energie technologieën succesvol te integreren in het energiesysteem en in de samenleving.““Voor de huidige energietransitie is het platteland hard nodig””
Limburg en Groningen
Het sluiten van
een ‘sociaal contract' tussen energie producerende regio's en de rest van
Nederland is niet nieuw. Het zijn langdurige afspraken waarbij niet alleen het
‘oogsten' wordt geregeld, maar ook de verdeling van lusten en lasten gedurende
en na de activiteiten. In het geval van Limburg is er veel geïnvesteerd in het
economisch levendig houden van de lokale economie na het sluiten van de
kolenmijnen. In de Groningse economie is in de loop der tijd ook al veel
geïnvesteerd maar, met de gaswinning over zijn hoogtepunt heen, is onzekerheid
ontstaan over de lange termijn toezeggingen van de verschillende partijen
(ondernemingen en overheid). Er is
een vertrouwensbreuk ontstaan in het sociale contract van de Groningers en de
rest van Nederland. Hoewel de schadeafhandeling geregeld is bij wet, bleek er
toch te veel licht te zitten tussen de afspraken op papier en de wijze waarop
het is georganiseerd en uitgevoerd. De inspanningen om het vertrouwen in het
sociale contract met de Groningers te herstellen zijn groot, maar zullen enige
tijd vergen. Vertrouwen komt te voet en gaat per paard.
Zeeland
Dat is eens te
meer belangrijk omdat het sociale contract met Zeeland nu ook in het geding is.
Indertijd moest er een kerncentrale komen in Zeeland omdat er geen ‘potjesgas'
beschikbaar was voor Pechiney, een Franse aluminiumfabriek. Omwille van de
werkgelegenheid in de Scheldemond (en concurrentie met de havens van Gent en
Antwerpen?) werd Borssele uitverkoren als plaats waar kernenergie kon worden
ontwikkeld en goedkope stroom kon worden geleverd aan de industrie in het
gebied. In de jaren zestig was men ervan overtuigd dat kernenergie het fossiele
energie tijdperk, dus ook van aardgas, zeer zou inkorten. De haast om het
aardgas te gelde te maken in die tijd kan hieruit worden verklaard. Bovendien
waren in Zeeland de politieke lijntjes met Den Haag indertijd kort. De
toenmalige politici hebben door het snelle opsteken van hun vinger voor de bouw
van een kerncentrale in Borssele het nucleaire voortouw genomen voor de rest
van Nederland (ook wat betreft nucleaire opslag trouwens). Zij hebben dit vast
en zeker op basis van een langjarig sociaal contract gedaan met de rest van
Nederland, waarin de lange termijn lasten en lusten (informeel) werden
geregeld. De kerncentrale kwam er en politiek werd zelfs tot recent een optie
genomen op meer. Als toenmalig inwoner van Zeeland begreep ik al snel dat de
locatie aan zee en de geringe bevolkingsdichtheid ten opzichte van andere
provincies een pré was. België dacht er het hetzelfde over en bouwde er een
paar meer in Doel aan de Belgische Scheldeoever. Mijn moeder kijkt nu vanuit
haar woonkamer op Borssele en vanuit de slaapkamer op Doel. Eerst had ze
uitzicht op de toekomst, nu op een kostbare exit.
Stad versus platteland
Randstedelingen
doen er goed aan om dergelijke sociale contracten heel serieus te nemen en niet
te lichtvaardig te verbreken nu de aandacht verschuift naar weer nieuwere
energietechnologieën. Het geheugen in de provincie is wat langer dan in de meer
vluchtige Randstad. Voor de huidige energietransitie is het platteland hard
nodig om de doelstellingen te realiseren. Ook hier geldt dat het vertrouwen van
het platteland niet gewonnen wordt door legitieme zorgen te negeren of te
bagatelliseren, noch door de indruk te wekken dat men alleen steun krijgt als
er te oogsten valt en niet als er nog lang na het feestje moet worden
opgeruimd. Indien dat laatste de teneur wordt in de energiediscussie tussen
stad en platteland (laat staan als we sociale contracten moeten afsluiten met
EU-dimensies) dan heb ik er een hard hoofd in de komende veranderingen. De
beweging naar wind op zee gaat deze discussies deels uit de weg (ze staan wel
echter binnen de zichthorizon), maar zijn in feite onderdeel van een nieuw
sociaal contract waarbij, mocht wind op zee ooit vervangen worden door een
betere en meer comfortabele energietechnologie, ook de zee weer moeten worden
opgeruimd. Komt die rekening, als de opruimvoorzieningen tekortschieten, dan
alleen terecht bij de kustprovincies zoals nu wellicht bij Zeeland het geval
is? Hoezeer het politieke en het energielandschap ook is veranderd en welke
‘fouten' er zijn gemaakt in het verleden, de langjarige solidariteit is misschien
juist bij het langzaam afscheid nemen van een energietechnologie van groot
belang voor het vertrouwen scheppen in de toekomst.
Coby van der Linde is directeur van het
Clingendael International Energy Programme (CIEP)