Dat komt onder andere omdat bedrijven mogelijke kritiek op het gebruik van offsetting willen voorkomen. De afgelopen tijd zijn negatieve verhalen over een aantal CO2-projecten in media verschenen. Een andere reden is dat bedrijven de eigen aanvoerketen en landbouw weerbaarder willen maken tegen overstroming of verdroging of problemen met energievoorziening en logistiek als gevolg van klimaatverandering.
Scope-3
Keten-emissies worden in het kader van de emissierapportage van bedrijven ‘scope-3’ emissies genoemd. Een bedrijf heeft scope-1 emissies, de directe eigen emissies van de fabriek bijvoorbeeld en scope-2, de indirecte emissies door stroom- en warmte-inkoop. Scope-3 emissies zijn indirecte emissies die nodig zijn voor een product (de landbouw-emissies voor melk bijvoorbeeld) of die het gevolg zijn van het gebruik van een verkocht product (een vakantievlucht, auto-emissies of stroom voor het zetten van koffie). De scope-3 broeikasgasemissies van een bedrijf kunnen al snel 90% van de totale emissies van een bedrijf zijn en volgens onderzoek van Deloitte rapporteert maar 15% van de bedrijven deze emissies.
Bij het realiseren van insetting kan men leren van de ervaring met CO2-projecten voor offsetting: voor het maken van de baseline en het monitoren en het verifiëren van CO2-reducties en koolstofopslag in bodems bijvoorbeeld. Want ook al hoeft men bij insetting niet aan een carbon creditprogramma CO2-certificaten aan te vragen en vindt er geen handel in certificaten plaats, bedrijven die investeren in insetting moeten wel transparant zijn over de projecten. En de CO2-reducties moeten wel gevalideerd worden, zodat ze ook geclaimd kunnen worden en worden afgetrokken van de klimaatdoelstelling van een bedrijf. Zie insetting voorbeeld in de koffieketen in het plaatje.

Europese regels
- De Europese rapportageregels voor bedrijven (EU Corporate Sustainability Reporting Directive ‘CSRD’) vragen overigens de grootste bedrijven al om de klimaatimpact op de eigen keten in kaart te brengen en om maatregelen te nemen in de keten om bij te dragen aan de Europese klimaatdoelstellingen. En de laatste ‘hard to abate’ emissies mogen bedrijven wel compenseren met offsets met name via carbon credits voor koolstofvastlegging.
- Eind december 2024 heeft de EU een certificeringskader voor permanente koolstofverwijderingen, koolstoflandbeheer en koolstofopslag in producten vastgesteld (CRCF) die ook bijdragen aan de klimaatdoelen. De Europese Commissie geeft aan dat bedrijven deze removal certificaten ook kunnen gebruiken om koolstof vastlegging in hun keten vast te stellen.
- Vanaf 2027 vallen de emissies van het gebruik van fossiele brandstoffen in transport en in gebouwen onder EU ETS-2. In feite valt daarmee een groot deel van scope-3 van de olie- en gassector onder een CO2-verplichting en moeten de CO2-emissies in 2044 op 0 uitkomen. In de emissierapportages kunnen bedrijven verwijzen naar wat de keten-emissies betreffen en welk beleid ze daarop toepassen.
Innovatieve insetting-concepten
- Omdat producten soms uit meerdere ingrediënten bestaan – denk aan landbouwproducten waar diverse producten worden gebruikt en vaak niet bekend is van welke boer de ingrediënten afkomstig zijn - zijn er zogenaamde markt gebaseerde oplossingen zoals supply shed-benaderingen ontwikkeld. Daarbij richt financiering van reducties zich op regionale of landschapsgerichte interventies en op stimuleren van ontbossingsvrije en regeneratieve landbouw in een regio. Zo’n benadering is acceptabel als dat wordt ondersteund door duidelijke impactgegevens en onafhankelijke verificatie.
- Omdat duurzame brandstoffen voor de luchtvaart en scheepvaart beperkt beschikbaar zijn, worden er book-and-claim systemen toegepast, waarbij certificaten in registers worden bijgehouden. Dat wordt als insetting geloofwaardig geacht mits gekoppeld aan robuuste traceersystemen zoals met SAF-certificaten. GoodShipping en Havenbedrijf Rotterdam gebruiken 'Switch to Zero' insetting voor verduurzaming van zeetransport.
Bij dit soort innovatieve marktstrategieën moet mogelijke “dubbeltelling” voorkomen worden, door heldere afspraken, onafhankelijke verificatie en transparante rapportage volgens de richtlijnen op te stellen. Die worden opgesteld door het Greenhouse Gas Protocol (GHG), Science Based Targets Initiative, ISO-standaarden voor het vaststellen van koolstofvoetafdrukken en carbon credit standaarden. SBTi en het GHG Protocol zijn terughoudend met het accepteren van het book-and-claim systeem voor scope-3.
Voorbeelden van bedrijven die geholpen kunnen worden met insetting:
- Een koffie (n.a.v. het voorbeeld van de afbeelding) of chocoladeproducent of een kledingmerk kan investeren in duurzame landbouwpraktijken of agroforestry bij boeren, zodat extra bomen worden geplant op de plantages om CO₂ vast te leggen of dat ze meer zonne-energie gaan gebruiken. Zie ook het voorbeeld van PepsiCo en Yara die reducties met kunstmest realiseren:
- Een zuivelbedrijf helpt boeren bij het verminderen van methaanuitstoot door duurzamer veevoer, mest en mestverwerking;
- Een autofabrikant investeert in recyclingprogramma’s voor metalen en batterijen binnen de eigen toeleveringsketen of in recyclen van banden voor coatings in de auto’s;
- Een cosmeticamerk helpt leveranciers om plastic verpakkingen te vervangen door composteerbare alternatieven;
- Een bouwer van windparken stimuleert bij toeleveranciers het gebruik van biobrandstoffen in schepen of elektrische vrachtwagens.
Wie en welk land kan de opbrengst van insetting claimen?
De CO₂-reductie en andere voordelen van insetting kunnen worden geclaimd door:
- Het bedrijf dat de investering heeft gedaan of die eigenaar is van de emissies en die volgens standaarden rapporteert en resultaten extern laat verifiëren door een auditor. Een leverancier van melk kan de reductie bijvoorbeeld niet claimen voor zijn doelstelling als de melkcoöperatie die de investering deed dit al heeft gedaan (anders ontstaat dubbeltelling). De melk heeft natuurlijk wel een lagere koolstof voetafdruk die op het pak mag staan.
- Als twee bedrijven samenwerken in een keten kunnen ze ook besluiten de reductie gezamenlijk te claimen of af te spreken dat de reductie door één bedrijf wordt geclaimd. De rapportage, validatie en afgesproken claims moeten wel transparant worden gepubliceerd.
- Een andere interessante optie is dat de reducties die Nederlandse bedrijven in hun buitenlandse ketens financieren, opgeteld worden bij de Nederlandse rapportage. Nederland zou met bijvoorbeeld Ghana of Columbia kunnen afspreken (dat een deel van) de extra koolstofvastlegging op cacao- of koffieplantages over te dragen naar Nederland. Dat is toegestaan volgens Artikel 6.2. van het Parijs Akkoord. Zo kunnen Nederland en Nederlandse bedrijven betaalbare extra reducties voor het Klimaatdoel kunnen realiseren via insetting.
Insetting is dus niet automatisch makkelijker of goedkoper. Je moet de keten kennen en primaire emissiedata vaststellen en dan met de ketenpartners afspraken maken voor het nemen van maatregelen. Boeren moeten er dan ook voor beloond worden als ze verduurzamen. Maar doordat de eigen keten verduurzaamt, en er co-benefits voor boer en natuur zijn, wordt de waarde van de keten groter en worden de risico’s op klimaatschade verkleind. Daarom geven steeds meer bedrijven hier de voorkeur aan.
Wij helpen bedrijven om de chain of custody (keten van verantwoording, red.) van de waardeketen goed op orde te hebben en dat de rapportage van de reducties of opslag van koolstof robuust in overeenstemming is met de regels. En we letten erop dat de claim in overeenstemming is met de Green Claims Directive en of de insetting reducties ook geaccepteerd worden voor het behalen van het klimaatdoelen.