Zoeken

Wetsvoorstel ruimte voor duurzaamheid ideologische doorbraak

Martien Visser: "Vraag geen academische studies, maar een overtuigend verhaal"

In 2013 frustreerde de ACM een afspraak in de sector voor de sluiting van vijf oude kolencentrales. Dit betrof een onderdeel van het SER-Energieakkoord. In haar analyse van deze afspraak stelde de ACM dat die "op het vlak van CO2-reductie geen relevant milieuvoordeel oplevert". In de volksmond is deze redenering bekend als het waterbedeffect. Het ministerie van EZ, de Tweede Kamer en de partijen achter het Energieakkoord konden slechts tandenknarsend toekijken hoe die trein tot stilstand kwam. Later volgden vergelijkbare besluiten van de ACM tegen plannen van de textielsector voor leefbare lonen in productielanden en van de pluimveesector over duurzamer vlees (‘kip van morgen'). De Mededingingswetgeving kan dus op gespannen voet staan met pogingen tot verduurzaming.

Sinds 2013 zijn er vier jaar verstreken. Dankzij een trucje in de milieuwet konden de oude kolencentrales alsnog worden gesloten. Hoe het met de textiel en de kippen is gegaan weet ik niet. Maar nu is er het wetsontwerp 'ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven', dat ter consultatie is aangeboden. Ik heb over dit wetsvoorstel weinig van gehoord en gelezen, terwijl het juist een ideologische doorbraak betekent: marktwerking en mededinging kunnen voortaan terzijde geschoven worden, wanneer de minister van EZ dit om duurzaamheidredenen goeddunkt.

Prima! Het wetsvoorstel biedt samenwerkende (markt)partijen de mogelijkheid de minister te verzoeken een ministeriele regeling te treffen, waaraan zij zich dan gezamenlijk kunnen houden, terwijl hun concurrenten dat gedwongen ook moeten doen. De mededingingswet wordt op die manier elegant omzeild en de ACM hoeft dus niet in actie te komen. Het wetsontwerp beslaat vier bladzijden, met 23 bladzijden toelichting. Het ontwerp blijkt een grote reikwijdte te hebben, zo blijkt uit de toelichting. Prima. Maar al lezende zie ik nog flinke ruimte voor verbeteringen, vooral in de uitvoering.

““Het gevolg is traagheid””

Zo wordt aan de (markt)partijen een uitgebreide onderbouwing gevraagd. In de eerste plaats moeten zij vaststellen dat er geen andere (wettelijke) mogelijkheden zijn om hun doel te bereiken. Vervolgens moet onderzoek worden gedaan naar het draagvlak bij indieners, consumenten, maatschappelijke organisaties en andere bedrijven. Bij iedereen dus. Ook moeten de gevolgen voor duurzaamheid, markteffecten en neveneffecten "objectief" in kaart worden gebracht, liefst via een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA). Er wordt verwezen naar een MKBA-handleiding van 192 bladzijden.

Tot slot moeten ze aangeven op welke wijze de samenwerkende (markt)partijen gaan bijdragen aan het toezicht op de regeling, want de overheid moet ontlast worden. Zouden aan voorstellen aan de formatietafel ook dergelijke eisen worden gesteld?

En wat is eigenlijk objectief? Om maar iets te noemen: Moet je dan inclusief of exclusief waterbed rekenen? En kies je als CO2-referentieprijs de € 5/ton die de industrie betaalt, de € 100/ton die maatschappelijk nodig is, of de € 250/ton die wij thuis betalen via onze energierekening? En hoe waardeer je objectief in een MKBA een beter kippenleven? Daar kun je op promoveren.

Na deze ‘indieningsfase' volgt de ‘beoordelingsfase', waarin de minister aan de hand van een lijst van criteria besluit of hij het voorstel ziet zitten. Wanneer dat positief uitvalt, komen we in een ‘adviesfase'. Daarbij moet de ACM de gevolgen van het voorstel voor de marktwerking in kaart brengen. Opmerkelijk is overigens dat de ACM zich volgens het wetsontwerp niet mag bemoeien met de duurzaamheidsaspecten van het voorstel. Ook mag de ACM geen uitspraak mag doen over de wenselijkheid van het voorstel. Beschouwingen van de ACM over het waterbedeffect zullen we dus voortaan missen. De minister kan in de adviesfase besluiten ook andere partijen om (deel)advies te vragen, zoals het PBL over de bijdragen aan de duurzaamheid of bijvoorbeeld de Universiteit van Wageningen over de maatschappelijke baten van een beter kippenleven.

Wanneer de minister na deze adviezen nog steeds overtuigd is van het voorstel, volgt er een ‘brede consultatiefase'. Daarin kunnen voor- en vooral tegenstanders hun zegje doen. Aan de hand van de uitkomst daarvan kan de minister het voorstel handhaven, aanpassen of terugtrekken. Mocht ook dit positief uitpakken, dan volgt een ‘besluitvormingsfase', inclusief een voorhangprocedure in de Tweede en Eerste Kamer. Voor- en tegenstanders krijgen dan een nog een keer de kans het voorstel via de Tweede en Eerste Kamer te verbeteren of juist te torpederen.

U begrijpt, dit vraagt van de indienende partijen een forse inspanning en vooral veel geduld. De gehele doorlooptijd van idee tot regeling kan gemakkelijk vele jaren gaan vergen. Zeker omdat er in het wetsvoorstel geen grenzen worden gesteld aan de doorlooptijd van elke fase.

Dit is een meer algemeen verschijnsel. Wij willen zaken zo goed mogelijk doen. Begrijpelijk. Iedereen moet zich er dus mee kunnen bemoeien. Uitgebreid willen we analyseren, en die analyses moeten door derden getoetst worden. Vervolgens moet er volop ruimte zijn voor maatschappelijke discussie. En een eventueel besluit van de minister moet natuurlijk via Tweede en Eerste Kamer. Het gevolg is traagheid. Natuurlijk, je moet wetgeving niet zomaar aanpassen. Maar toch. De problematiek van de energietransitie is urgent en het betreft een zeer dynamisch proces is dat besluitvaardigheid nodig heeft. Daar zouden we beter naar moeten kijken.

Vraag geen moeilijke academische studies, maar een redelijk overtuigend verhaal. Beperk het aantal fases en stel vooral een grens aan de tijdsduur van elke fase. Zes weken moet voldoende zijn. Zo niet, beurt voorbij. De trein van de energietransitie kan niet wachten.

Martien Visser is lector energietransitie & netintegratie, Hanzehogeschool Groningen en Manager Corporate Strategy bij Gasunie. Hij schrijft zijn column op persoonlijke titel. Zijn mening komt niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de Hanzehogeschool of Gasunie.

Op Twitter is hij actief onder @BM_Visser

Martien Visser

Martien Visser is lector energietransitie & netintegratie, Hanzehogeschool Groningen en Manager Corporate Strategy bij Gasunie. Hij schrijft zijn column op persoonlijke titel. Zijn mening komt niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de Hanzehogeschool of Gasunie. Martien is te volgen via Twitter op @BM_Visser