Zoeken

Afscheid van een decennium vol gemiste kansen

Auteur

Anton Buijs

Zorg voor daadwerkelijke vermindering van de CO2-uitstoot. Stuur niet op ambitieuze maar onhaalbare duurzaamheidsdoelstellingen.

De Hoge Raad heeft gesproken. De Nederlandse staat, vertegenwoordigd door het kabinet, moet zich aan z’n eigen regels, doelstellingen en (verdrags-) verplichtingen houden en de uitstoot van CO2 terugbrengen met 25% in vergelijking met het emissieniveau in 1990. Op zich is het geen onlogische ontknoping van een lange rechtsgang, maar toch heb ik er gemengde gevoelens aan overgehouden. Niet zozeer om de staatsrechtelijke kant van de zaak. Ik begrijp de critici van dit arrest, die waarschuwen voor een bestel waarin de rechter op de stoel van de politiek gaat zitten. Daarmee zou volgens hen het fundament van onze staatsinrichting, de Trias Politica, in gevaar komen. De waarschuwing van bestuurskundigen dat hiermee het hek van de dam is en iedereen de staat met kans op succes kan aanklagen als de politici van dienst weer eens meer hebben beloofd dan ze kunnen waarmaken, snijdt hout. VVD-Kamerlid André Bosman, vroeger energie- en tegenwoordig defensiewoordvoerder, wees er een beetje plagerig op dat een groep van pro-defensielobbyisten nu ook een proces tegen de staat kan aanspannen, aangezien ons land al jaren minder aan zijn strijdkrachten besteedt dan formeel aan de NAVO is beloofd. Hij weet heel goed dat de sympathisanten van Urgenda met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet warm zullen lopen voor verhoging van de defensie-uitgaven. Die besteden dat geld liever aan windmolens.

“We hadden nu al op onze sloffen die 25% reductie kunnen halen”

Maar zoals gezegd deze staatsrechtelijke en bestuurlijke kanttekeningen zijn niet wat me met gemengde gevoelens vervult. Het is de politiek van de gemiste kansen in het net afgesloten decennium. Het doel om de CO2-emissie in 2020 met 25% te verminderen in vergelijking met 1990 zouden we op onze sloffen hebben gehaald als er beter was geluisterd naar pragmatici en minder naar de Prinzipienreiter die we vooral in milieuclubs, maar niet alleen daar, aantreffen. Het belangrijkste gevolg hiervan was (en is) dat beleidsmakers al jaren middel en doel door elkaar halen. Mijn eerste column tien jaar geleden op Energiepodium ging hierover. Ik betoogde dat een volledig duurzame energievoorziening natuurlijk het einddoel moet zijn van het klimaatbeleid, maar dat op weg daarnaartoe emissiereductie het hoofddoel dient te zijn. Met andere woorden: duurzame bronnen zijn een middel, net als energiebesparing. Die overtuiging leidt automatisch tot de conclusie dat de inzet van fossiele brandstoffen tijdens de overgang naar een klimaatneutrale energievoorziening niet per sé slecht hoeft te zijn en zelfs geen noodzakelijk kwaad. De omstandigheden bepalen welke oplossing in een gegeven tijdvak het beste en snelste resultaat opleveren. Denk aan CCS, het afvangen en opslaan van CO2 op plekken waar bij gebrek aan een economisch alternatief nog altijd grootschalig fossiele brandstoffen moeten worden verbrand.

Als de overheid zich niet had blind gestaard op het percentage duurzame bronnen, maar veel meer aandacht en geld had overgehad voor het tegengaan van energieverspilling, waren we nu al veel verder gekomen dan die verplichte 25% emissiereductie waar het kabinet dankzij het Urgenda-vonnis zo mee worstelt.

“Een gezonken vlaggenschip”

Ik noem een voorbeeld, uit eigen ervaring. Mijn werkgever, het gashandelsbedrijf GasTerra, beschikt sinds zijn oprichting in 2005 over een afdeling energietransitie die tot op de dag van vandaag met aanzienlijke geldsommen en kennis bijdraagt aan onderzoeksprojecten en concrete initiatieven om de noodzakelijke hervorming van onze energievoorziening een impuls te geven. Vanaf het begin lag daarbij de nadruk op energiebesparing en beperking van CO2-emissies. Het vlaggenschip van deze aanpak was het helpen introduceren van de opvolger van de HR-ketel: de nog efficiëntere HRe-ketel. Dit apparaat, een microversie van een warmtekrachtinstallatie (wkk), verwarmt niet alleen water maar gebruikt een deel van het gas voor de opwekking van stroom. Voor dat doel zijn een kleine motor plus dynamo ingebouwd. Het gasverbruik ligt daardoor licht hoger dan dat van een gewone HR-ketel, maar per saldo is dankzij de eigen elektriciteitsproductie de CO2-uitstoot flink lager.

In een land dat met de huidige middelen zelfs in het gunstigste scenario niet meer dan circa 40% van zijn energiebehoefte uit duurzame bronnen zal weten te halen, is dat natuurlijk een niet te onderschatten voordeel. Maar helaas, voor een succesvolle marktintroductie was, net als voor windmolens en zonnepanelen, een startsubsidie nodig. En die kwam er niet, althans niet in voldoende mate. Zeker niet nadat vooral door de aardbevingen in Groningen en daarnaast de groeiende zorg over klimaatverandering er een anti-gasstemming was ontstaan. Exit HRe-ketel. Bij GasTerra bepalen we ons sindsdien vooral tot andere innovatieve duurzamere gastoepassingen en het vergroten van de marktkansen voor hernieuwbare gassen zoals biogas en groene waterstof.

Ik zou dit voorbeeld met andere kunnen aanvullen. Denk aan het onvermogen om oude gebouwen in met name onze monumentale binnensteden goed te isoleren. En, in dezelfde categorie, het niet van de grond komen van zogeheten green leaseconstructies, waarbij de investeringen in onder andere energiebesparingsmaatregelen na een aantal jaren worden terugverdiend door een fors lager energieverbruik. Ten slotte: de verdwenen aandacht voor de allerefficiëntste vorm van fossiele energieopwekking in de industrie, de al genoemde warmtekrachtkoppeling.

“Hopelijk zijn beslissers niet dommer dan de spreekwoordelijke ezel”

Is het nog mogelijk om de steven te wenden? Zal een soortgelijk essay als dit aan het einde van het net begonnen decennium gepubliceerd kunnen worden? Dan omdat Nederland ook zijn klimaatdoelstellingen voor 2030, ondanks het bestaan van een klimaatwet, tal van plechtige formele beloften en rechterlijke uitspraken, niet heeft gehaald?

Het is niet uitgesloten, maar mijn morele plicht tot optimisme indachtig vertrouw ik er maar op dat onze beslissers niet dommer zijn dan de spreekwoordelijke ezel die zich immers nooit tweemaal aan dezelfde steen stoot. Om dat te voorkomen hebben we een fundamenteel andere aanpak nodig, die beperking van CO2-emissies centraal stelt en al het andere daaraan ondergeschikt maakt.

“Betaal voor CO2-uitstoot, niet voor energieverbruik”

Het nieuwe klimaatbeleid zou er in grote lijnen aldus uit kunnen zien. Alle energiebelastingen worden afgeschaft. Bedrijven, instellingen en burgers betalen voortaan in plaats daarvan voor hun CO2-uitstoot. De overheid stelt jaarlijks per sector bovendien een emissieplafond vast, dat stapsgewijs wordt verlaagd om de Europese emissiedoelstellingen te halen. Bedrijven die meer uitstoten, betalen een boete voor elke extra ton CO2, die hoger is dan de geldende CO2-prijs. Hoe ze beneden het plafond blijven, mogen ze zelf bepalen. Ook voor producten moet een CO2-belasting worden betaald. Daarbij is het van groot belang dat alle emissies in de productieketen worden meegenomen. Hoe beter het energielabel, des te lager de heffing. De steeds strengere uitstootnormen en hoge CO2-belastingen dwingen industriële bedrijven te investeren in energie-efficiëntie en verduurzaming van hun productieprocessen en eindproducten. De opbrengst van alle CO2-heffingen tezamen gaan in een klimaatfonds, waarmee projecten kunnen worden gesubsidieerd die per geïnvesteerde euro de meeste uitstootvermindering opleveren of dat beloven te doen. Denk aan isolatie van oude gebouwen en huizen, aanplant van bossen en CO2-afvang, maar ook aan de ontwikkeling van kansrijke, innovatieve technologieën. De overheid stopt ten slotte met het formuleren van duurzaamheidsdoelstellingen. Beperking van emissies is en blijft het hoofddoel en de enige toetssteen van het klimaatbeleid.

“Politiek moet vervuiler laten betalen”

De politiek zou deze aanpak niet alleen moeten steunen, maar zich vervolgens ongevoelig moeten tonen voor klachten van het bedrijfsleven dat het allemaal veel te duur is, de internationale concurrentiepositie aantast en zo ten koste gaat van de werkgelegenheid. Dat is niet meer dan een excuus om te weinig of zelfs niets te doen aan de oplossing van een van de grootste vraagstukken van onze tijd. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de milieulobby voor een bindende norm voor hernieuwbare energie. Het argument dat het ontbreken daarvan tot een lock-in van fossiele brandstoffen zal leiden, overtuigt niet. Steeds strengere CO2-emissienormen, mits compromisloos gehandhaafd, zullen de fossiele brandstoffen vanzelf uit de energiemix drukken. Eerst kolen, dan olie en tenslotte ook aardgas.

“Niet gebruikte energie blijft schoonste energie”

Dat klimaatverandering een groot en existentieel probleem is, valt niet te ontkennen. Reden te meer om het resultaatgericht aan te pakken, met maatregelen die het probleem bij de bron aanpakken volgens het eenvoudige principe dat de vervuiler betaalt. Welke oplossing de broeikasgasemissies op een zeker moment en in een bepaalde situatie het best en het snelst terugdringt, is mij daarbij om het even, al lijkt mij duidelijk dat vooral energiebesparing zeker op korte termijn de meeste klimaatwinst oplevert. Niet-gebruikte energie blijft immers de schoonste energie.

Anton Buijs

Anton Buijs is voormalig manager communicatie en public affairs van GasTerra en medeoprichter van Energiepodium.