‘… en dan denk ik aan Brabant, want daar brandt nog licht’, zingt Guus Meeuwis in het refrein van zijn melancholieke ode aan Noord-Brabant. Wie het liedje meezingt staat er geen moment bij stil, maar het licht dat in het officieuze volkslied van Brabant wordt bezongen, is de afgelopen jaren veel duurzamer geworden. En als het aan de provincie ligt, is het einde van die transitie nog lang niet in zicht. Afgaande op de Energieagenda 2019-2030 die in december 2018 werd vastgesteld door Provinciale Staten en die door Gedeputeerde Staten werd geconcretiseerd met de Uitvoeringsagenda Energie 2022-2023, moet 50% van de energie die in Noord-Brabant wordt verbruikt in 2030 zijn opgewekt uit duurzame bronnen. In datzelfde jaar moet de CO2-uitstoot in de provincie ten opzichte van 1990 met 50% zijn gereduceerd. Beide doelen zijn gekoppeld aan de landelijke Klimaatwet en wijken niet af van de doelen die de andere provincies in Nederland hebben geformuleerd voor 2030 en 2050.
Bijzonder - en illustratief voor de recente politieke geschiedenis van Noord-Brabant - is wél dat Spierings als gedeputeerde haar handtekening kon zetten onder de Uitvoeringsagenda Energie 2022-2023. “Na de vorige Provinciale Statenverkiezingen keerde ik in mei 2019 terug als gedeputeerde van onder andere energie, maar de stikstofcrisis betekende eind dat jaar het einde van dat college. Wat vanaf mei 2020 volgde was een dagelijks provinciebestuur zonder D66, maar met VVD, CDA, Forum voor Democratie en Lokaal Brabant. Nadat de andere partijen in mei 2021 het vertrouwen hadden opgezegd in Forum voor Democratie, leverden nieuwe coalitieonderhandelingen een nieuw college mét D66 op, waarin ik vanaf juli 2022 terugkeerde als gedeputeerde van Energie, Circulaire Economie en Milieu.”
“De politieke crisis binnen het provinciebestuur heeft de energietransitie niet getemporiseerd”
Het leidde tot een tamelijk uniek ‘addendum’ (= aanvulling) op het door Forum voor Democratie gekleurde Bestuursakkoord 2020-2023, waarin ook op energiegebied de nodige nieuwe accenten werden gelegd. Zo maakte het aanvankelijke statement dat ‘de opwekking van kernenergie in Noord-Brabant welkom is’, plaats voor de verzekering dat ‘kernenergie tot 2030 geen rol speelt in de energiemix van Brabant’. Het nieuwe dagelijks bestuur van de provincie voegde er aan toe dat ‘kernenergie een vraag voor de toekomst is en een discussie die in eerste instantie op landelijk niveau wordt gevoerd.’
De tekst loopt hieronder door.
Het nieuwe college hamerde er verder vooral op dat ‘Brabant als stevige en betrouwbare partner blijft inzetten op de doorontwikkeling van het energiesysteem van de toekomst.’ In het voorwoord van de Uitvoeringsagenda Energie 2022-2023, kon Spierings daar bijna een jaar later aan toevoegen dat de provincie ‘wil bijdragen aan het verminderen van de klimaatverandering en onze afhankelijkheid van fossiele energiebronnen.’ “De politieke crisis binnen het provinciebestuur heeft de energietransitie niet getemporiseerd”, verzekert ze half januari, op de achterbank van de dienstauto die alle Brabantse gedeputeerden tot hun beschikking hebben. “Eind 2018, een jaar voor het landelijke Klimaatakkoord en in het zicht van de verkiezingen, stelde Provinciale Staten de Energieagenda 2019-2030 al vast. Wat de energietransitie betreft zijn de neuzen binnen het provinciebestuur sindsdien redelijk dezelfde kant op blijven staan. Als middenbestuur weten we ook wat ons te doen staat: Slim en aanvullend werken aan het Rijk en de gemeenten, die primair verantwoordelijk zijn voor het behalen van de doelen in respectievelijk het Klimaatakkoord en de Regionale Energie Strategieën (RES).”
“De vier RES-regio’s in Brabant hebben veel vrijheid bij het maken en uitvoeren van plannen voor grootschalige energieopwekking met zon en wind”
Bij de uitvoering van het Klimaatakkoord en de energietransitie is een belangrijke rol weggelegd voor de RES-regio’s waarin Nederland is onderverdeeld en die alle gemeenten omvatten. Spiering: “Waar mogelijk gefaciliteerd door de provincie, hebben ook de vier RES-regio’s in Brabant veel vrijheid bij het maken en uitvoeren van de plannen voor grootschalige energieopwekking met zon en wind. In de praktijk zijn de aanpak en het tempo daardoor in iedere Brabantse RES-regio weer anders. West-Brabant is een goed voorbeeld van de ups-and-downs waarmee dat gepaard gaat. Enerzijds is daar het succesvolle project Energie A16, dat minimaal 100 MW aan windenergie gaat opleveren, dankzij 28 windturbines die voor minimaal 25% eigendom zijn van de inwoners van de vier betrokken gemeenten. Dat lokale mede-eigenaarschap stimuleren we van harte, omdat het essentieel is voor het draagvlak van de energietransitie. Anderzijds hebben we eind 2019 als provincie de bevoegdheid teruggenomen, die we aan de gemeente Steenbergen hadden verleend voor de besluitvorming rond Windpark Karolinapolder. De reden was dat het er niet naar uitzag dat de verdeelde gemeenteraad nog tot een besluit zou kunnen komen. We hopen dat zo’n interventie niet nog eens nodig is, maar als het nodig is zullen we niet schromen om onze verantwoordelijkheid te nemen, aan de hand van de Governance uitvoering RES 1.0 die we met de RES-regio’s hebben afgestemd.”
Als Spierings kijkt naar alle zonne- en windenergieprojecten die onder de vlag van de RES-regio’s al worden gerealiseerd of nog in de pijplijn zitten, is ze voorzichtig optimistisch over de haalbaarheid van een van de twee hoofddoelen in de Uitvoeringsagenda Energie 2022-2023: de duurzame opwek van 50% van de energie die in Noord-Brabant wordt verbruikt in 2030. “Maar dan moeten we ook vol blijven inzetten op geothermie en kleinschalige zonne-energieprojecten, oftewel zonnepanelen op daken van woningen en bedrijven.”
“Energie-armoede én congestieproblemen op het elektriciteitsnet zijn hoog op de ‘energie-agenda’ komen te staan in Brabant”
Met het laatste voorbeeld slaat de gedeputeerde een bruggetje naar twee issues die het afgelopen jaar hoog op de ‘energie-agenda’ zijn komen te staan: energie-armoede én congestieproblemen op het elektriciteitsnet. Het zijn immers vooral woningeigenaren die zich zonnepanelen kunnen veroorloven, met een toenemende ‘energie-ongelijkheid’ in de samenleving als gevolg, en de enorme toename van het aanbod van zonne-energie is een van de oorzaken van het capaciteitstekort van de bestaande energie-infrastructuur. Op beide terreinen ziet Spierings een rol voor de provincie weggelegd. “Met het oog op het noodzakelijke draagvlak, mag de energietransitie absoluut niet iets zijn van de happy few. In nauwe samenwerking met partners als Brabant Geeft Energie, de TU Eindhoven en de gemeenten stimuleren we daarom sociale en technische innovaties, die de energietransitie voor iedereen betaalbaarder en haalbaarder maken. Vooruitlopend op het Landelijke Actieprogramma Netcongestie van het Rijk, overleggen we daarnaast intensief, proactief en op strategisch niveau met de netbeheerders Enexis en TenneT, om de benutting en verdeling van de netcapaciteit te verbeteren. Dat de acute nood is opgelost, neemt niet weg dat er nog de nodige knelpunten zijn, bij Hapert en Eindhoven-West bijvoorbeeld. Oplossingsrichtingen waar we hard aan werken, zijn een betere regionale afstemming van vraag en aanbod van elektriciteit, een betere onderlinge afstemming van zon- en windprojecten en het verkorten van besluitvormingsprocedures om het elektriciteitsnet te verzwaren en uit te breiden.”
“Het mooie is dat de batterijen in voertuigen gebruikt kunnen worden voor de opslag en teruglevering van elektriciteit”
Spierings zorgde er vorig jaar persoonlijk voor dat de Uitvoeringsagenda Energie 2022-2023 de kop ‘Urgent en kansrijk’ kreeg. Die urgentie is door de oorlog van Rusland tegen Oekraïne alleen maar groter en duidelijker geworden en de energietransitie biedt het Brabantse bedrijfsleven ook steeds grotere economische kansen, bijvoorbeeld op waterstofgebied, die door de provincie worden aangejaagd. “Daarvoor is vanuit het Rijk wel een dubbele industriepolitiek nodig, die aan de ene kant duidelijk maakt wat voor energie-intensieve bedrijvigheid we willen behouden in Nederland en die anderzijds helder aangeeft wat op energiegebied de innovaties en technologieën zijn waar we ook als provincie vol voor moeten gaan omdat we er in de toekomst het verschil mee kunnen maken, als Europese Unie in het algemeen en Nederland in het bijzonder.”
Refererend aan de grote en innovatieve automotive-industrie in Noord-Brabant, wijst Spierings in dat verband op de potentie van elektrische mobiliteit in het toekomstige energiesysteem. “Als provincie streven we niet voor niets naar één (semi)publiek, toekomstbestendig en gebruiksvriendelijk laadpunt per vijf elektrische auto’s. Het mooie is dat de batterijen in voertuigen gebruikt kunnen worden voor de opslag en teruglevering van elektriciteit. En dat elektrische mobiliteit een grote bijdrage levert aan de luchtkwaliteit in binnensteden, bewijst eens te meer dat de energietransitie ook andere maatschappelijke problemen oplost.”
“Aan ons uitstelgedrag om een elektrische auto te kopen, moet maar eens een eind komen”
Over elektrische auto’s gesproken… heeft Spierings er zelf al één? “Nee, maar mijn partner en ik hebben er wel één op het oog”, lacht ze. “Onze woning is al jaren gasloos. De zonnepanelen waar we in hebben geïnvesteerd leverden vorig jaar 7.800 kWh aan elektriciteit op, tegen een jaarverbruik van 3.400 kWh. Dat betekent dat we oplaadcapaciteit genoeg hebben. Dat we nog geen elektrische auto hebben, komt louter omdat we regelmatig met een aanhanger rijden. Aan dat uitstelgedrag, waar wij net als iedereen mee worstelen, moet maar eens een eind komen. We gaan ‘m binnenkort bestellen en kunnen er dan, vanwege de levertijd, over een jaar mee de weg op.”
Tekst: Cees de Geus
Fotografie: Marcel Otterspeer (luchtfoto) en Ilse de Wolf (portret Spierings)