Een vriendin woont in de Bourgogne, tussen glooiende heuvels, everzwijnen en wijngaarden. In de nazomer ga ik bij haar op bezoek, half als bourgondiër en half als schrijver. Want ik schrijf boeken, en aangezien ik dat achter mijn laptop doe, kan ik dat net zo goed ergens anders doen dan thuis. Dus waarom niet ergens waar we een wild zwijn braden voor de lunch? Het everzwijn leefde niet in een fabriek, maar scharrelde door bossen, kastanjes zoekend, eikeltjes oppeuzelend, konijnen vangend, totdat Charlotte’s buurman het neerschoot en wat lappen vlees voor haar lossneed. Ik romantiseer het vast, maar dat komt misschien door het glas pinot noir dat we bij dit lunchgebraad dronken. Het goede leven.
Na de lunch, rozig in de kop, trekken we met de hond de velden in. Koolmezen fluiten, fladderen Chanel om de kop. Zij schiet weg, de vogels volgend die ons allen dierbaar zullen zijn. Wacht maar af wat ik schrijven zal.
“Natuur en economie verstrengeld”
Want de bourgogne is een streek geliefd om haar wijn, ook in Nederland. Chablis met vooral chardonnay-druiven. Beaujolais met vooral gamay-druiven. Pinot noir, mijn favoriet, met druiven van dezelfde naam. En in de wijngaarden vindt elke lente een gevecht plaats om het overleven van die godendrank.
In de aanval: druivenbladrollers. Motten zoals die rond je bedlamp vliegen, als je ’s avonds nog wat leest met open raam. De rupsen van die mot vreten en poepen in onze druiven. Dat verpest de smaak van de wijn. En in de verdediging: de koolmezen die in de wijngaard vliegen. Zij voeren de rupsen aan hun pluizige jonkies, die wachten in tere nestjes, zodat onze druiven intact blijven. De mezen winnen meestal van de rupsen, waardoor onze wijn goed smaakt. Natuur en economie verstrengeld.
Charlotte en ik proeven dit de volgende dag, als we een fles Chablis openen, gehurkt bij het haardvuur. De fles voelt koud in mijn hand, en smaakt droog en fruitig. Wat een genot. Toch was de wijnboer er niet helemaal tevreden mee. ‘Ik kocht hem onderhands voor vijf euro’, zegt Charlotte, ‘terwijl het normaal een dure fles is.’ Waarom hij ontevreden was, weet ik niet, maar deze fles illustreert de kwetsbaarheid van wijnbouw. Als er in het proces iets verstoord raakt, dan verliezen boeren omzet en stijgt de prijs van onze wijn.
“Als we de lentes deze eeuw koel houden, dan blijven we wijn drin-ken bij de lunch”
En nu de winters zachter worden, net als in Zwitserland, dreigt zulke verstoring. Rupsen beginnen dagen tot weken eerder met het beschadigen van de druiven. De mezen leggen ook eerder eieren, maar lopen steeds een beetje achter op de rupsen. Bij een fiks warmer klimaat, zeggen wetenschappers, komen de mezen zo zeer te laat, dat de rupsen al als motten zijn uitgevlogen, de oogst beschadigd is, en de mezen zonder eten achterblijven.
Op die manier is nu al 20% van de vogelsoorten met uitsterven bedreigd. Bij 30% van de soorten neemt het aantal vogels af. Geen mezen, minder druiven, duurdere wijn bij de lunch. Maar zo ver is het nog niet. Als we de lentes niet te warm laten worden, blijft het goed gaan met de mezen en blijft de druivenoogst beschermd.
Dus het lijkt allemaal maar wat natuur, die vogels en die motten, maar dit verhaal gaat over een godendrank als chardonnay of pinot noir. Als we de lentes deze eeuw koel houden, dan blijven we wijn drinken bij de lunch. Dus nadat het schrijfwerk is gedaan, gaan wij er nog maar eens voor zitten. In de tuin fluiten vogels. Ons mes doorklieft Comté, Morbier, Roquefort. De pinot noir smaakte nooit beter.
En straks neem ik de trein naar huis.