Zoeken

Duurzaam klimaatfonds vraagt om de juiste uitgangspunten

Auteur

Peter de Jong

Peter de Jong vindt het belangrijk dat er goed wordt nagedacht over uitgangspunten waaraan investeringen uit het Klimaatfonds moeten voldoen. De eerste uitwerking van het Klimaatfonds in het regeerakkoord stellen hem nog niet gerust.

Het nieuwe kabinet reserveert 35 miljard euro voor een Klimaatfonds om “de benodigde energie-infrastructuur […] aan te leggen, de groene industriepolitiek te verwezenlijken en de mobiliteit en de gebouwde omgeving te verduurzamen.” Het is heel goed nieuws dat dit kersverse kabinet beseft dat deze grote onderwerpen ook een bijpassende grote financiële inzet vragen. Tegelijkertijd is het essentieel dat dit maatschappelijk geld goed besteed wordt. Juist dit geld moet uitgegeven worden aan de technieken die nodig zijn voor een duurzame samenleving die er zonder steun en het bestaande stimuleringsinstrumentarium niet zouden komen. Als er nu maatschappelijk geld vloeit naar investeringen die niet passen bij de transitie naar een duurzame samenleving, of die uit zichzelf al ontwikkeld zouden worden, zal dit zijn weerslag hebben op het draagvlak voor de energietransitie. Bovendien bestaat de kans dat andere duurzame alternatieven uit de markt gedrukt worden. Om deze redenen is het belangrijk dat er goed wordt nagedacht over uitgangspunten waaraan investeringen uit het Klimaatfonds moeten voldoen. De eerste uitwerking van het Klimaatfonds in het regeerakkoord stelt nog niet gerust.

Om goede uitgangspunten voor het Klimaatfonds te kunnen bepalen, is allereerst de vraag wat het doel van het fonds is, aan welke transitie moet het bijdragen, en welke investeringen hierbij horen. Het doel in het geval van een Klimaatfonds lijkt mij evident: Zo snel mogelijk een duurzaam klimaatneutraal Nederland realiseren om klimaatverandering tegen te gaan. Hiervoor is de belangrijkste transitie die we moeten doorlopen de energietransitie. Van fossiele energie naar hernieuwbare energie.

“Het verder verhogen van de gasprijs heeft maar beperkt zin en leidt tot schrijnende gevallen”

Zoals voor elke transitie geldt zijn er voor de energietransitie investeringen nodig. Investeringen bovenop de investeringen die we sowieso al hadden moeten doen, ongeacht het feit dat we een transitie doorlopen. Deze investeringen worden meerinvesteringen genoemd. Regulier beleid maakt veel meerinvesteringen die in de energietransitie nodig zijn al mogelijk, of kan dat met een aanscherping mogelijk maken. Wat zou de toegevoegde waarde van een klimaatfonds dan kunnen zijn? Die zit in het mogelijk maken van eenmalige noodzakelijke meerinvesteringen voor de energietransitie die niet van de grond komen, ook niet met een eventuele aanscherping van het bestaande instrumentarium. Een bekend voorbeeld is verduurzaming van bestaande woningen. Voor de energietransitie is het essentieel dat we alle bestaande woningen gaan isoleren en vervolgens van het gas af gaan. Isoleren is financieel al aantrekkelijk, aangezien de investering zichzelf terugverdient. Toch is het isolatietempo veel te laag. Het verder verhogen van de gasprijs heeft maar beperkt zin en leidt tot schrijnende gevallen. In dit geval kan een Klimaatfonds soelaas bieden door de kosten voor de verbouwing van deze bestaande woningvoorraad op zich te nemen. Bijvoorbeeld door het verstrekken van isolatietegoed. Vergelijkbaar kan ook de switch van de vertrouwde gasgestookte CV-ketel op een vergelijkbare manier worden versneld.

Het zou dus voor het Klimaatfonds om eenmalige meerinvesteringen in de energietranstie moeten gaan die niet zonder hulp uit het klimaatfonds van de grond kunnen komen. Voor deze investeringen zouden de volgende uitgangspunten kunnen borgen dat het maatschappelijke geld goed ingezet wordt.

“Technieken die bijdragen aan een oplossing voor hetzelfde probleem moeten gelijk worden behandeld”

Investeringen moeten bijdragen aan het eindbeeld van een duurzame klimaatneutrale samenleving en niet business as usual in stand houden.

De investering moet passen binnen de beoogde transities en niet gericht zijn op verouderde fossiele productiemethodes in stand te houden.

Investeringen moeten niet al door (een aanscherping van) bestaand beleid uitgevoerd worden.

Indien de markt of de consument zelf de investeringen zouden gaan doen als de juiste randvoorwaarden worden gecreëerd, moet de overheid niet verstorend optreden door hier maatschappelijk geld aan uit te gaan geven.

De tekst loopt hieronder door.

Investeringen moeten passen binnen de ondergrenzen die gesteld worden in gedragen akkoorden zoals het klimaatakkoord en het SER advies ‘Biomassa in Balans’.

Het moge duidelijk zijn dat maatschappelijk geld niet kan worden uitgegeven aan oplossingsrichtingen waar in gedragen akkoorden duidelijk niet voor wordt gekozen. Aanscherping van oplossingsrichtingen die in akkoorden zijn gekozen vanwege een verhoging van de ambitie passen hier wel bij.

Investeringen moeten niet de markt verstoren door onrendabele technieken voor te trekken als er al kosteneffectieve duurzame alternatieven zijn.

Als technieken bijdragen aan een oplossing voor hetzelfde probleem moet hier ook een gelijke behandeling voor zijn.

Investeringen voldoen aan het do no harm principe met betrekking tot biodiversiteit.

Effecten van investeringen moeten altijd in een groter perspectief geplaatst worden. Het uitgangspunt moet zijn dat investeringen in klimaatoplossingen die met maatschappelijk geld gedaan worden netto geen negatieve effecten op biodiversiteit hebben.

“Hoe de regering tot de concrete investeringsrichtingen gekomen is, blijft vooralsnog helaas onbeantwoord”

In het regeerakkoord staat dat het klimaatfonds moet helpen om “de benodigde energie-infrastructuur” aan te leggen, en de “groene industriepolitiek” en de verduurzaming van mobiliteit en de gebouwde omgeving moet versnellen. Hiermee lijkt het kabinet het Klimaatfonds in te willen zetten voor de energietransitie, inclusief de transitie binnen de mobiliteitssector. Hiermee wordt de goede richting gekozen. Vervolgens is dan de vraag welke concrete investeringsrichtingen de nieuwe regering aan het Klimaatfonds wil koppelen en hoe ze daar toe gekomen zijn. Hoe ze tot de concrete investeringsrichtingen gekomen zijn, blijft vooralsnog helaas onbeantwoord, maar in de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord is wel een uitsplitsing van de 35 miljard euro terug te vinden:

Een deel van deze posten laat nog (veel) ruimte voor invulling. Afhankelijk van de invulling zal het wel of niet een noodzakelijke meerinvestering betreffen die past binnen de hierboven genoemde uitgangspunten. Als bijvoorbeeld het geld voor gascentrales ingezet wordt voor een switch naar biogas, is dit niet in lijn met de eerdere afspraken om biogrondstoffen voor energie uit te faseren. Idem dito kunnen de maatwerkafspraken voor de industrie nog alle kanten uitvallen.

“Zorgen dat het Klimaatfonds geen peperdure misser wordt, maar een essentiële bouwsteen voor een duurzaam Nederland”

De plank wordt wel duidelijk misgeslagen bij de reservering van 5 miljard voor kerncentrales. Kerncentrales zijn geen goede toevoeging voor het Nederlandse energiesysteem, blijkt uit alle relevante studies naar het Nederlandse energiesysteem. Ze leiden tot onnodige extra kosten voor de transitie. Als ze gesubsidieerd alsnog in de markt gezet worden, zullen ze andere alternatieven verdrukken, en met het onopgeloste afvalprobleem is er een significante kans op negatieve bijeffecten voor mens en natuur. Op zijn minst zou de 5 miljard die gereserveerd is ook beschikbaar moeten zijn voor duurzame oplossingen die hetzelfde doel bereiken om te voorkomen dat hier een ongelijk speelveld wordt gecreëerd waar duurzame alternatieven voor kernenergie worden benadeeld.

Ik zou het nieuwe kabinet willen oproepen om de investeringsrichtingen waarvoor nu gekozen is te beoordelen aan de hand van een aantal logische uitgangspunten. Ik heb hier in dit stuk vast een suggestie voor gedaan. Investeringsrichtingen die hier niet in passen, moeten omgebogen worden om te zorgen dat het Klimaatfonds geen peperdure misser wordt, maar een essentiële bouwsteen voor een duurzaam Nederland.

Peter de Jong

Programmaleider Duurzame Energieproductie bij Natuur & Milieu