Zoeken

Grote plannen met energietransitie in Noord-Holland

“Een groot deel van de kosten van de energietransitie zit niet boven maar onder de grond”, zegt de Noord-Hollandse gedeputeerde Edward Stigter in een interview met Energiepodium.

Zonnepanelen, elektrische auto’s, waterstof… In het licht van de energietransitie is het allemaal leuk en aardig, maar zonder een robuuste energie-infrastructuur gaat het niet. Gedeputeerde Edward Stigter legt uit hoe de industrie kon uitgroeien tot het ‘Dreh- und Angelpunkt’ binnen de toekomstige energie-infrastructuur in Noord-Holland.

In het jaar dat de 51-jarige GroenLinks-politicus in Noord-Holland werd benoemd tot gedeputeerde van onder andere Klimaat en Energie, verscheen ook de ‘Rapportage systeemstudie energie-infrastructuur Noord-Holland’. “Bij uitstek een onderwerp om op provincieniveau op te pakken”, vindt Stigter. “Ruimtelijke ordening is een van onze kerntaken en op veel gebieden heeft de provincie als middenoverheid daarnaast een belangrijke functie als regisseur en facilitator. Dat geldt zeker voor de energietransitie, die alle sectoren en onderdelen van de samenleving raakt en waarbij enorm veel partijen en overheden betrokken zijn.”

“Het is begrijpelijk dat veel aandacht uitgaat naar de wat meer overzichtelijke, sexy onderwerpen”

Wat voor provincies geldt, gaat volgens de gedeputeerde ook op voor de energie-infrastructuur. Die is niet altijd even goed zichtbaar, zeker niet voor het grote publiek, maar wel heel belangrijk. “Bij zo’n veelomvattend en complex onderwerp als de energietransitie, is het begrijpelijk dat veel aandacht uitgaat naar de wat meer overzichtelijke, sexy onderwerpen. Zoals het opwekken van duurzame energie, via zonnepanelen en windmolens, elektrisch rijden en het aardgasvrij maken van wijken. Maar zonder een robuuste infrastructuur gaat het niet. Die vormt een essentiële randvoorwaarde van de energietransitie, waar fors in moet worden geïnvesteerd. Want een groot deel van de kosten van de energietransitie zit niet boven maar onder de grond.”

De ‘Rapportage systeemstudie energie-infrastructuur Noord-Holland’ was een coproductie van de provincie en de betrokken netbeheerders en mag volgens Stigter zeker niet als een ‘blauwdruk’ voor de toekomst worden beschouwd. “De uitwerking ervan hebben we daarom met opzet ‘Bouwstenen adaptieve uitvoeringsstrategie energie-infrastructuur 2020-2024’ genoemd. Want dat is het: We moeten flexibel kunnen inspelen op nu nog onbekende veranderingen en inzichten die zich in de toekomst zullen aandienen. Daar is veel ruimte voor.”

Net als de andere provincies in Nederland legt ook Noord-Holland momenteel de laatste hand aan de ‘Cluster Energie Strategie’ (CES), die naar het voorbeeld van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) de Rijksoverheid duidelijk moet maken welke investeringen in de energie-infrastructuur er op korte termijn nodig zijn om de energietransitie mogelijk te maken. Stigter: “Het zuiden van Noord-Holland is veel meer verstedelijkt dan het noordelijk deel van de provincie en kent met Tata Steel voorop ook veel meer industrie, met als gevolg dat de bestaande energie-infrastructuur daar tegen zijn grenzen begint aan te lopen. Niet voor niets maakte Alliander onlangs bekend dat er in sommige delen van Amsterdam en het noorden van Noord-Holland geen nieuwe grote bedrijven kunnen komen. De huidige energie-infrastructuur staat dat niet toe.”

“Het is zaak om het noorden en het zuiden van de provincie aan elkaar te knopen”

De oplossing zit ‘m volgens de gedeputeerde niet alleen in meer infrastructuur. “Anders dan in het zuiden van de provincie, is in het noorden van Noord-Holland steeds vaker sprake van een overschot aan duurzaam opgewekte energie. Het is dus zaak om het noorden en het zuiden van de provincie aan elkaar te knopen. Dat kan bijvoorbeeld door meer opslagcapaciteit te creëren en door elektriciteit, warmte, waterstof en transitiebrandstof gas te integreren in één integraal, hybride energiesysteem.”

Daarbij is Noord-Holland geen ‘autarkisch energie-eiland’, benadrukt Stigter, die tot 2019 directeur Beleid voor de Leefomgeving bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) was. “Net als de werkgebieden van de netbeheerders, houdt ook de toekomstige energie-infrastructuur niet op bij de provinciegrenzen. In interprovinciaal verband (IPO) is daar veel aandacht voor. Terecht, want ook netbeheerders laten zich echt niet tegenhouden door historische grenzen tussen provincies. Dat zie je bijvoorbeeld bij de discussie over de komst van datacentra, die graag in de buurt van de Randstad willen zitten. In de Haarlemmermeer is de ruimte schaars, maar in Flevoland is nog plek genoeg. Oók op het elektriciteitsnet.”

Dat geldt ook voor de Wieringermeer, waar Google en Microsoft al jaren geleden datacentra vestigden. “De elektriciteit die ze nodig hebben, kan duurzaam worden opgewekt in de omgeving”, legt Stigter uit. “Binnen de toekomstige energie-infrastructuur is het zaak ook de restwarmte beter te gebruiken die vrijkomt in datacentra. Dat geldt ook voor de industrie in het Noordzeekanaalgebied, die overigens ook steeds meer draait op duurzaam opgewekte elektriciteit en steeds minder op aardgas.”

“In de industrie is duidelijk welke richting we op moeten, maar in de gebouwde omgeving nog niet”

Volgens Stigter verklaart dat de centrale positie die de industrie de laatste jaren is in gaan nemen binnen de adaptieve strategie voor de toekomstige energie-infrastructuur in Noord-Holland. “Vergeleken met de gebouwde omgeving kunnen in de industrie enorme besparingen worden gerealiseerd, als het gaat om stroomverbruik en CO2-uitstoot. Als je die conclusie eenmaal hebt getrokken, is het maar een kleine stap naar de waterstofeconomie waar we naar toe willen. Waterstof wordt beschouwd als dé energiedrager van de toekomst in met name de industrie en het transport. Een meevaller is dat het huidige aardgasnet goeddeels kan worden gebruikt voor het transport en de opslag van waterstof. In Noord-Holland moet echter wel fors worden geïnvesteerd in een waterstof-hoofdleiding die het Noordzeekanaalgebied moet gaan verbinden met onder andere Den Helder. Dankzij zijn ligging kan die kustplaats een sleutelrol gaan vervullen binnen de waterstofeconomie en de Noord-Hollandse energie-infrastructuur.”

Binnen de energietransitie is de warmtetransitie volgens Stigter ‘een lastige’, wat volgens hem ook blijkt uit de voortgang van het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW). “In de industrie is wel duidelijk welke richting we op moeten, maar in de gebouwde omgeving bestaat daar nog geen consensus over. Dat komt deels doordat er steeds minder industriële restwarmte beschikbaar is om via collectieve systemen woningen en kantoren te verwarmen. Restwarmte die vrijkomt in bijvoorbeeld datacentra biedt mogelijkheden, net als aquathermie. Naar de potentie daarvan in Noord-Holland wordt momenteel onderzoek gedaan.”

“Ik ben optimistisch over de energietransitie door de snelheid waarmee de verduurzaming van de industrie gaat”

Aardgas en ondergrondse CO2-opslag (CCS) hebben volgens Stigter met elkaar gemeen dat het ‘transitieoplossingen’ zijn, die op lange termijn geen deel zullen uitmaken van het klimaatneutrale energieplaatje. “We moeten realistisch zijn: Groene waterstof heeft de toekomst, maar tot dat rendabel kan worden toegepast vormt blauwe waterstof, waarbij de vrijkomende CO2 wordt afgevangen en ondergronds opgeslagen, een tussenoplossing. Een tussenoplossing die geen schoonheidsprijs verdient, maar waar we niet zonder kunnen. Dat ik zo optimistisch ben over de energietransitie, komt door de snelheid waarmee de verduurzaming van de industrie gaat. Tata Steel, de grootste CO2-uitstoter van Nederland, is daarvan misschien wel het beste voorbeeld. De technologische ontwikkelingen in de staalindustrie gaan zo snel dat staalproductie zonder CO2-uitstoot wel eens eerder mogelijk zou kunnen zijn dan we nu denken, waardoor CO2-opslag wellicht niet meer nodig is.” Reagerend op commotie die ontstond na publicatie van een RIVM-rapport over de schadelijke stoffen die het staalconcern uitstoot, maakte Tata Steel kort na het interview met Stigter bekend dat het versneld wil overstappen op de productie van ‘groen staal’. De ontwikkeling en toepassing van innovatieve technieken, moet er daarbij voor zorgen dat steenkool kan worden ingeruild voor waterstof.

Ook de installatie van SCW Systems en Gasunie in Alkmaar, die via superkritische watervergassing groen gas oplevert, schuift Stigter naar voren als een ‘voorbeeld van een technologische innovatie die er voor kan zorgen dat de CO2-uitstoot drastisch kan worden teruggedrongen’. “Op die schaal gebeurt dat mondiaal nog nergens. Als gedeputeerde van Klimaat en Energie ben ik er trots op dat de hele wereld momenteel naar Nederland kijkt als het gaat om nieuwe technologieën en verdienmodellen op het gebied van onder andere groen gas en waterstof. Hier gebeurt het en we maken het mede mogelijk door de toekomstige hybride energie-infrastructuur waar we momenteel heel hard aan werken. Als ik over een paar jaar geen gedeputeerde meer ben, hoop ik dat ik daar het meest om zal worden herinnerd.”