De Dreigroschenoper (Driestuiversopera) van Berthold Brecht en Kurt Weil (1928) bevat een beroemde zin: Erst kommt das Fressen, dan kommt die Moral. Die ene zin, in dit sociale drama verwoord door het immorele personage Mac the Knife, is me altijd bijgebleven, omdat hij zo puntig en raak is en niets aan geldigheid heeft ingeboet. Moraliteit is ondergeschikt aan primaire materiële behoeften. Kunnen we een hongerige die geen geld heeft om eten te kopen en niet op hulp hoeft te rekenen, verwijten dat hij een brood steelt? In minder kommervolle omstandigheden: moeten we het de gemiddelde burger kwalijk nemen dat hij de onmiddellijke tastbare belangen van zichzelf en zijn naasten op de eerste plaats zet en die van abstractere, alomvattende concepten zoals de natuur, de mensheid en het klimaat op een lagere trede?
Gelukkig zijn niet alle belangen primair. Zodra het algemeen belang in het geding is, krijgt moraliteit niet zelden voorrang op materiële belangen van specifieke groepen individuen of organisaties. Het energie- en klimaatbeleid is hiervan, net als bijvoorbeeld de verzorgingsstaat of progressieve belastingheffing, een sprekend voorbeeld. Energiebedrijven, in het bijzonder olie- en gasconcerns, zouden zonder morele maatschappelijke druk en de daaruit volgende politiek-bestuurlijke maatregelen weinig of niets in klimaatvriendelijke projecten hebben geïnvesteerd, aangezien deze doorgaans minder rendement beloven dan de traditionele fossiele activiteiten. Ze zouden direct zijn afgestraft door de meerderheid van aandeelhouders die niet belegt om de wereld mooier te maken, maar simpelweg om zoveel mogelijk geld te verdienen, voor zichzelf en/of voor hun klanten.
“Maatschappelijk verantwoord ondernemen zal in een markteconomie nooit het kerndoel zijn van commerciële bedrijven”
Dit gegeven brengt me op de binnenkort niet meer koninklijke en Nederlandse Shell. Het concern moet net als zijn concurrenten al enige tijd twee groepen machtige stakeholders bedienen, die verschillende elkaar in de weg zittende doelen nastreven: Enerzijds de meerderheid van op snelle beleggingswinst gerichte aandeelhouders en anderzijds een invloedrijk deel van de samenleving dat van energiebedrijven eist dat zij (veel) meer werk maken van CO2-reductie en versneld afscheid nemen van de klimaatveranderende producten waaraan zij hun bestaan en succes tot op de dag van vandaag hebben te danken.
De recente beslissing van Shell om zijn hoofdkantoor naar Londen te verhuizen en voortaan fiscaal en anderszins als Brits bedrijf verder te gaan, is zonder deze spagaat niet te begrijpen. Op zich lijkt het niet onlogisch dat het concern een einde wil maken aan de duale structuur die de organisatie sinds de fusie van Koninklijke Olie en de Shell Transport en Trading Company in 1907 heeft gekenmerkt. Andere tijden, andere noden. Maar men had natuurlijk ook voor Nederland kunnen kiezen. Dat dit niet is gebeurd, heeft te maken met de balans tussen ‘Fressen ’en ‘Moral’, waar ik deze column mee begon. Het moge duidelijk zijn dat Shell zich genoodzaakt ziet bovenal de directe financiële belangen van zijn aandeelhouders te dienen. Dat is altijd zo geweest en dat zal niet veranderen, energietransitie of geen energietransitie. Maatschappelijk verantwoord ondernemen zal in een markteconomie nooit het kerndoel zijn van commerciële bedrijven, vooral niet als ze aan de beurs zijn genoteerd. Het is hoogstens een randvoorwaarde om de bekende licence to operate te verwerven en behouden
“De bestaande CO2-reductieplannen van het concern worden na weging steevast te licht bevonden, tot in de rechtszaal”
Helaas voor ons land is het voor traditionele kapitaalintensieve bedrijven zoals Shell op dit punt minder aantrekkelijk als vestigingsplaats dan het Verenigd Koninkrijk. Wat je daarvan verder ook mag vinden, daar heffen ze geen dividendbelasting, hier wel. Bovendien is het duidelijk dat de gloriedagen van het neoliberalisme in continentaal Europa, inclusief Nederland, voorbij zijn, voorzover het daar al echt wortel heeft geschoten. Bij de overburen ligt dat toch anders. Daar geloven de erfgenamen van Margret Thatcher, die er al jaren de dienst uitmaken, nog steeds in de veronderstelde zegeningen van het aandeelhouderskapitalisme. Het heet niet voor niets het Anglo-Amerikaanse model. Bij ons is zelfs de VVD van dat geloof gevallen. Daar komt nog bij dat de stemming in Nederland in brede kring ronduit anti-Shell is. Hoeveel miljarden het concern ook in verduurzaming steekt, het is nooit genoeg, omdat er nog altijd (veel) meer geld naar de traditionele ‘fossiele’ activiteiten gaat. De bestaande CO2-reductieplannen van het concern worden na weging steevast te licht bevonden, tot in de rechtszaal. Het ABP wil niet meer in Shell-aandelen beleggen. Vooraanstaande culturele en maatschappelijke instellingen wensen zich niet meer door Shell te laten sponsoren. Over het drama rond de gaswinning in Groningen, waarvoor vooral Shells werkmaatschappij NAM verantwoordelijk wordt gehouden (zelfs door – o hypocrisie – de overheid), zwijgen we verder maar.
De Shell-bestuurders zullen het nooit in het openbaar toegeven, maar mij maak je niet wijs dat dit ronduit vijandige klimaat geen rol heeft gespeeld bij de beslissing om van Shell na 115 jaar een puur Britse onderneming te maken. Alle nuchtere zakelijke argumenten – slagkracht, efficiëntie, eenduidigheid, en dergelijke – ten spijt, vermoed ik dat ook de topbestuurders van Shell niets menselijks vreemd is
“Wie vooral zijn aandeelhouders te vriend wil houden, kan op de koffie komen”
Is het ook een verstandige stap? Dat moet nog blijken, maar er valt op dit moment al wel iets over te zeggen. Want wie vooral zijn aandeelhouders te vriend wil houden, kan op de koffie komen.
Activistische beleggingsfondsen, veelal van Amerikaanse origine, hebben er een handje van een flink pakket aandelen van een onderneming aan te schaffen en vervolgens van de leiding te eisen dat ze het bedrijf opsplitst. Doel van deze beleggers is het concerndeel met de meeste aandeelhouderswaarde te scheiden van een of meer divisies waar op korte termijn het minste verdienvermogen wordt verwacht. De overige aandeelhouders zullen daar meestal wel oren naar hebben. Verschillende grote multinationals hebben daarom in het recente verleden toegegeven aan deze druk. Denk aan bedrijven als Philips (tegenwoordig alleen nog medische technologie) en Akzo (alleen nog coatings) die ooit machtige en veelzijdige conglomeraten waren, die tegenvallers bij de ene divisie moeiteloos konden opvangen dankzij meevallers bij de andere. Nu niet meer. Andere concerns zijn onder druk van hun activistische aandeelhouders onlangs hetzelfde pad op gegaan, zoals Ahold Delhaize, dat zijn webwinkel bol.com apart naar de beurs brengt onder druk van een hedgefonds, Elliot.
“Shell heeft direct te kennen gegeven dat het niets ziet in zo’n scheiding”
Shell zit inmiddels in hetzelfde schuitje. Een ander hedgefonds, Third Point, wil dat Shell zijn traditionele business scheidt van zijn energietransitie-activiteiten. Met de eerste kan zeker met de huidige hoge energieprijzen snel geld worden verdiend; de tweede lijkt veelbelovend op de langere termijn. Shell heeft direct te kennen gegeven dat het niets ziet in zo’n scheiding, omdat het de winsten uit olie en aardgas wil gebruiken om te verduurzamen en zo ook voor de toekomst de continuïteit veilig te stellen. Maar daar hebben de neoliberale snelverdieners van Third Point natuurlijk geen boodschap aan.
We moeten afwachten of Shell hier heelhuids uitkomt, maar als de lotgevallen van andere grote solide geachte concerns richtinggevend zijn, dan ziet het er (zie de voorbeelden hierboven) zorgwekkend uit. Het ironische is dat het in dit geval voor Shell voordelig zou zijn wanneer de meerderheid van zijn aandeelhouders bij wijze van uitzondering niet voor het eten maar voor de moraal kiest. Of het Anglo-Amerikaanse model daarvoor ruimte biedt en de hoofdstad van Brexit Britain de beste omgeving is?
Enige scepsis lijkt me op dit punt gerechtvaardigd.