Zoeken

‘Ik ben hoopvol dat het toch allemaal goed komt’

Energiepodium interviewde klimaatwetenschapper en IPCC-hoofdauteur Heleen de Coninck. Ze maant de samenleving om meer te doen tegen klimaatverandering en meent dat dit ook kan.

Prof. dr. H.C. (Heleen) de Coninck is hoogleraar socio-technische innovatie en klimaatverandering aan de Technische Universiteit Eindhoven en universitair hoofddocent innovatiestudies en duurzaamheid aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze schrijft als hoofdauteur mee aan diverse rapporten van het International Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties, waaronder het derde deel van het 6e IPCC Assessment Report. Het eerste deel, dat onlangs werd gepubliceerd, vat de meest recente natuurwetenschappelijke kennis over klimaatverandering samen. De delen II en III, die volgend jaar verschijnen, behandelen respectievelijk de thema’s impacts, adaptatie, en mitigatie. Heleen de Coninck heeft haar inzichten en opvattingen over klimaatverandering en klimaatbeleid de afgelopen jaren geregeld op uiteenlopende plaatsen gedeeld. Dat doet ze opnieuw op 11 oktober in Den Haag, waar zij deelneemt aan het jaarlijkse Energiepodiumdebat. Ze maant de samenleving in het algemeen en beleidsmakers in het bijzonder herhaaldelijk om méér te doen tegen klimaatverandering, met alle middelen en op alle vlakken. “We hebben onszelf in deze situatie gerommeld door 20 jaar vooral af te wachten.”

-Het recente IPCC-klimaatrapport is zo mogelijk nog bezorgder van toon dan de vorige editie, maar wat is er echt nieuw aan?

De Coninck: “Het nieuwe is dat wat voorheen als hoogstwaarschijnlijk gold, nu als feit wordt gepresenteerd. Er is echt geen andere manier om de huidige klimaatverandering te verklaren dan door menselijk handelen. Een ander verschil ten opzichte van het 1,5 graden-rapport uit 2018 is dat wij destijds een vrij simplistische methode hanteerden om de toekomstige temperatuurontwikkeling te projecteren. Het was een eenvoudige extrapolatie. Nu zijn hiervoor modellen gebruikt, en de projectie is preciezer. Helaas heeft dat opgeleverd dat het moment waarop we de anderhalve graad stijging passeren, tien jaar naar voren moest worden gehaald. Nieuw in de wetenschap is ook dat extreem weer zoals recentelijk de overstromingen in Limburg, België en Duitsland en de hittegolven in het westen van de VS en Canada duidelijker aan klimaatverandering kan worden toegeschreven – de hittegolven zelfs ondubbelzinnig. Verder blijkt het ook allemaal nog sneller te gaan dan we al vreesden. Stel dat we wereldwijd in 2050 geen CO2 meer uitstoten, dan is het nog steeds waarschijnlijker dat we over de anderhalve graad gaan dan dat we daaronder blijven. Voorheen gingen we ervan uit dat de anderhalve graad haalbaar zou zijn als we dat doel zouden halen. Dat is natuurlijk heel slecht nieuws, want we hebben te maken met onomkeerbare effecten. Denk aan het afsterven van koraalriffen, misschien het onomkeerbaar smelten van landijs. Dat kun je niet meer terugdraaien.”

“Door voorop te lopen en te investeren kunnen we voor arme landen de weg effenen”

-Op dat punt was de klimaatwetenschap voorheen voorzichtiger.

“We waren en zijn nog steeds heel voorzichtig, want je moet altijd rekening blijven houden met natuurlijke klimaatvariabiliteit en onzekerheden in onderzoek. We moeten ook op onze hoede zijn voor confirmation bias. Het is aan mensen eigen om iets te zien wat ze willen zien. Een wetenschapper probeert daarvoor te waken, onder meer met behulp van statistiek. We mogen nu niettemin concluderen dat sommige specifieke extreme weersomstandigheden niet hadden gekund zonder menselijke invloed op het klimaat. Het is ook duidelijk dat deze extremen vaker dan voorheen zullen voorkomen.”

-Ik neem aan dat u persoonlijk niet verrast was door de conclusies in het IPCC-rapport.

“Nee, het geldt immers al heel lang als wetenschappelijk bewezen dat de mensheid invloed uitoefent op het klimaat. Niemand wist een andere geloofwaardige verklaring te verzinnen voor de versnelde temperatuurstijging en de gevolgen daarvan. Het is geen geloof.”

-Het klinkt allemaal redelijk hopeloos. Onlangs heeft u met uw collega klimaatonderzoeker Gert Jan Kramer een artikel in NRC gepubliceerd, waarin u een complete ombouw van niet alleen het energiesysteem, maar ook van steden, infrastructuur, de industrie en de landbouw als onontkoombaar betitelt als de wereld de klimaatdoelen van Parijs wil halen. Hoe realistisch is dat?

“Rijke landen zoals Nederland kunnen dat. We hebben een goed opgeleide bevolking, een relatief behoorlijk functionerende overheid, geld om te investeren, en de technologie. Door voorop te lopen en te investeren kunnen we voor arme landen de weg effenen. Dit staat ook in het Akkoord van Parijs, dat de rijke landen armere landen helpen, en bovendien het eerst handelen. Vanuit het rechtvaardigheidsprincipe is dat ook terecht. Dat betekent dat Nederland en Europa eerder dan 2050 CO2-neutraal zouden moeten zijn. Nederland zeker; Het is een van de rijkste economieën en stoot per hoofd van de bevolking meer broeikasgas uit dan de meeste andere landen, zelfs in Europa.”

“De energietransitie zal in Nederland zo snel moeten verlopen dat we aardgas als het ware overslaan”

-U zegt eigenlijk dat geld niet het probleem is, maar de vraag blijft natuurlijk wáár je het het beste kunt besteden. Nederland is een klein land dat in absolute zin weinig bijdraagt aan klimaatverandering. Waarom richten we onze aandacht niet veel meer op gebieden waar we met ons geld wel het verschil kunnen maken?

“Dat moet ook. En ook daar heeft Nederland in Parijs voor getekend. We moeten de arme landen zowel helpen met emissiereductie als met aanpassing aan klimaatverandering. Dat is ook een van de thema’s die in november tijdens COP 26 aan de orde zullen komen, en op niet al te vriendelijke toon vermoed ik, want de rijke landen hebben het tot nu toe op dit punt laten zitten.”

-Het kabinet heeft onlangs besloten 7 miljard euro extra aan de uitvoering van klimaatbeleid te besteden. De vraag is dan natuurlijk: wat doe je daar precies mee? Welke euro levert het meeste klimaatrendement op, al was het maar op korte termijn?

“In het NRC-artikel zeggen wij dat je met dat geld niet primair op tonnenjacht moet gaan, ook al lijkt dat economisch het meest efficiënt, maar naast 2030 ook moet kijken naar de lange termijn: CO2-neutraliteit in 2050 of het liefst daarvoor al. En we moeten ook goed in de gaten houden dat die extra miljarden echt bestemd zijn voor klimaatmaatregelen en niet, zoals ik recentelijk las, bijvoorbeeld voor het compenseren van inkomstenverliezen uit accijnzen als gevolg van de overschakeling op elektrisch rijden. Ik zou toch verwachten dat je daar rekening mee houdt als je in 2017 in het regeerakkoord opschrijft dat vanaf 2030 geen auto’s met verbrandingsmotor meer mogen worden verkocht.”

-In de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening zullen fossiele brandstoffen nog enige tijd een rol van betekenis moeten spelen. Hoe beoordeelt u de positie van aardgas in dat verband?

“De energietransitie zal in Nederland zo snel moeten verlopen dat we aardgas als het ware overslaan. Alhoewel, overslaan… We hebben in Nederland natuurlijk heel lang heel veel aardgas gebruikt. We moeten nu zo hard naar beneden met de uitstoot van broeikasgassen dat ook aardgas snel moet worden uitgefaseerd. Dat kan ook. De ontwikkelingen in duurzame elektriciteit zijn veelbelovend; daar is de transitie echt op stoom, al zijn er nog wel uitdagingen aan de systeemintegratiekant. We hebben nog niet genoeg duurzame stroom en electrolyzer-capaciteit om op grote schaal groene waterstof te produceren, maar ik verwacht dat dit over een jaar of vijftien wel is veranderd. Dat betekent dat er veel minder geïnvesteerd hoeft te worden in nieuwe aardgasproductie. In Nederland hebben we wat dit betreft helaas meer dan elders last van het lock-in-probleem gehad. Er hadden zo veel partijen belang bij het in stand houden van aardgas dat het lang onbespreekbaar was om gasvrij te worden. Dat is pas veranderd door de aardbevingen in Groningen.”

“In Nederland is alleen energiebesparing niet omstreden, de rest wel”

-Niettemin lijkt de vraag naar aardgas de komende jaren alleen maar toe te zullen nemen, vooral buiten Nederland, onder andere omdat veel landen ervoor kiezen kolencentrales door gascentrales te vervangen. Dat maakt de wens om aardgas uit te faseren per definitie controversieel.

“Dat besef ik. Maar vrijwel alles roept debat op. Onlangs heeft het Internationaal Energie-Agentschap, IEA, zeven noodzakelijke opties voor een effectief klimaatbeleid op een rij gezet, zoals energiebesparing, CCS, bio-energie, wind en zon. In Nederland is alleen energiebesparing niet omstreden. De rest wel. Maar we moeten vooruit. We kunnen ons de luxe niet veroorloven om één van de opties uit te sluiten. Neem elektriciteit uit biomassa. Dat heeft, zoals bekend, als grote voordeel dat je het kunt aanpassen aan de vraag. Je hebt het waarschijnlijk ook nodig voor negatieve emissies en als grondstof voor industrie. Ik zie dus echt niet hoe we zonder kunnen. Het spijt me echt dat het debat hierover ook in de wetenschap zo gepolariseerd is. Degenen die door een energiebril kijken, rekenen over het algemeen op een zekere mate van bio-energie, en mensen die vooral aandacht hebben voor biodiversiteit en ecologie, hebben meer oog voor de bezwaren die er ook aan kleven.”

-Dit zijn dan nog meningsverschillen tussen wetenschappers. In de samenleving als geheel is het nog ingewikkelder. Daar hebben we te maken met belangentegenstellingen, ideologische voorkeuren, welvaartsverschillen, enzovoort in combinatie met democratische besluitvorming. En die levert gewoonlijk nooit op wat één partij wil. Hoe valt dat te rijmen met de noodzaak om snel en effectief klimaatbeleid te voeren?

“Simpel is het inderdaad niet. We hebben onszelf in deze situatie gerommeld door 20 jaar weinig of niets te doen. Ik denk wel dat de bereidheid van de samenleving om actie te ondernemen wordt onderschat. Er is een grote groep mensen die echt wel wil of weinig bezwaren heeft, maar ook gehoord en meegenomen wil worden. Dat gebeurt nu veel te weinig. Mensen moeten veel eerder bij beslissingen worden betrokken, ook de strategische. Alleen maar toestemming vragen nadat alles al is doorgerekend en de investeringen zijn gepland, dát pikken mensen niet. Het gaat wel om hun leefomgeving.

Er zullen bedrijven en regio’s zijn die soms echt iets moeten slikken. Al was het alleen maar omdat je de lasten niet eenzijdig bij bepaalde bevolkingsgroepen kunt neerleggen. Neem het voorbeeld van Amsterdam. Hoogopgeleide bewoners van IJburg wisten gedaan te krijgen dat de windmolens niet bij hen, maar in Amsterdam Noord langs de A10 worden ingetekend. En wat is dan het argument? Ze wonen langs de A10 dus wat maken die paar windmolens dan uit? De bewoners zeggen juist: Wij hebben al last van die weg en dan komen jullie hier ook nog eens mee.”

“De mensheid heeft in het verleden laten zien dat ze grote grensoverschrijdende problemen kan oplossen”

-Hoe krijg je de mensen wel mee?

“In de literatuur over rechtvaardige transities worden drie principes onderscheiden. Eén, een eerlijke verdeling van kosten en baten. Twee, procedurele rechtvaardigheid. Dan hebben we het over betrokkenheid, tijdigheid, transparantie, gehoord worden. Drie, herstellende rechtvaardigheid. Daarmee bedoelen we dat je mensen die om verschillende reden toch al achtergesteld zijn, spaart en compenseert zodra je een transitie begint. Met dat laatste ging het mis in Amsterdam. Uiteindelijk is vertrouwen het kernwoord. Want als de betrokkenen geen vertrouwen in elkaar hebben – bedrijven, overheid, burgers – komen we nergens.”

-Moeten we door alle problemen die de energietransitie vertragen, inmiddels niet concluderen dat alleen innovatieve technologie ons nog kan redden?

“Toevallig werk ik aan een onderdeel van het aankomende IPCC-rapport dat juist dit thema belicht: technologie en innovatie. We hebben een aantal auteurs die dit zouden onderschrijven. Ik ben minder van die school. We hebben tot nu toe honderden miljarden geïnvesteerd in technologische innovatie en dat heeft ook best wat opgeleverd, maar juist heel weinig in systeemwijzigingen zoals gedragsverandering. Dat hebben we nooit echt serieus geprobeerd en het is de hoogste tijd dat dit wel gebeurt.”

-Maar het is toch niet of-of maar en-en?

“Zeker, ik beweer niet dat we zonder technologische innovatie kunnen, maar er is meer nodig. Dat concludeert het IPCC ook in het 1,5 graden-rapport uit 2018. Gedragsverandering, innovatie, beleid, investeringen, kennis, opleiding én samenwerking.”

-Tot slot: bent u optimistisch of pessimistisch over de kans om beneden de anderhalve graad te blijven?

“Die vraag krijg ik vaak. Er zit nog iets tussen optimistisch en pessimistisch: hoopvol. Met pessimisme schiet je niets op, dan sta je stil. Met optimisme ben je niet realistisch, kun je achteroverleunen. Ik zie signalen dat we de goede kant op gaan. De mensheid heeft in het verleden laten zien dat ze grote grensoverschrijdende problemen kan oplossen. Zure regen door zwavel, ozon. Die kwesties zijn opgelost doordat overheden ferme maatregelen durfden te nemen, vaak ondanks een initieel tegenstribbelend bedrijfsleven, dat het vooral allemaal te duur vond. Ik ben hoopvol dat we die systeemtransities op tijd uitvoeren en beneden de anderhalve graad kunnen blijven, kortom dat het toch allemaal goed komt.”

Auteur: .Anton Buijs is medeoprichter en redactioneel medewerker van Energiepodium.