Zoeken

Lessen uit het buitenland

Auteur

Pieter Boot

Hoe halen we een steviger klimaatdoel? Volgens Pieter Boot kunnen we lering trekken uit de aanpak in Denemarken, Groot-Brittannië en Zweden.

Nu ook Nederland voor de taak staat na te denken hoe een ambitieuzer Europees klimaatdoel bereikt kan worden, is het goed te kijken wat we kunnen leren van landen die al verder zijn dan wij. In de Europese Unie zijn we een middenmoter, zo blijkt uit de recente Climate Change Performance Index Results 2021. De CCPI ordent 57 landen van over de hele wereld én de EU op ontwikkeling van broeikasgasemissies, energieverbruik en klimaatbeleid. Omdat geen enkel land met concreet beleid het doel van het Klimaatakkoord van Parijs al in zicht heeft, zijn de eerste drie plaatsen op de ranglijst leeg. Nederland staat op nummer 29. De hoogst geplaatsen zijn Zweden (4), Groot-Brittannië (5) en Denemarken (6). Wat kunnen we van hen leren? Er zijn drie lessen te trekken.

“Een industriële aanpak, met de organisatie van toeleveringsketens, krijgt in deze landen veel aandacht”

Sinds 1990 zijn de broeikasgasemissies in deze landen volgens Eurostat ongeveer driemaal zo snel gedaald als in Nederland (1990-2018 Nederland -11%, Groot-Brittannië -38%, Denemarken -30% en Zweden -25%), wat het makkelijker maakt in 2050 op netto-nul uit te komen. Denemarken heeft een reductiedoel van 70% in 2030, het Verenigd Koninkrijk stelt zich dan -68% ten doel en Zweden mikt voor de sectoren buiten de Europese emissiehandel op -63% in 2030. Wat het VK verder betreft, het Britse Committee on Climate Change (CCC) heeft in december geadviseerd het doel naar -78% in 2032-2037 te verhogen om uiteindelijk op nul uit te kunnen komen in 2050. De CCC stelt ook expliciet dat een duidelijke volgorde van aanpak onontkoombaar is: in de jaren ‘20 een geleidelijke opbouw, begin jaren ’30 worden de nieuwverkopen van fossiele installaties (zoals cv-ketels, benzine- en dieselauto’s) beëindigd en is voor deze fossiele installaties een einddatum vastgelegd. In de jaren ’30 vindt aldus voorbereid de grootste emissiereductie plaats, die daarna weer kan afvlakken. De jaren ’20 zijn hiervoor beslissend, stelt het CCC. Zweden heeft het nul-emissiedoel in 2045 wettelijk vastgelegd, maar laat wel open dat deze ook door reducties in het buitenland en opname van koolstof door bossen bereikt kan worden. Een industriële aanpak, met de organisatie van toeleveringsketens, krijgt in deze landen veel aandacht. Je kunt immers wel bijvoorbeeld wensen dat er meer warmtepompen geplaatst worden, maar dan moeten die er wel zijn, en moeten de kosten daarvan dalen. Vooral Denemarken schenkt veel aandacht aan de economische kansen die het beleid kan bieden (windturbinefabrikant Vestas, energieconcern Oersted).

Toch is ook in deze landen, die ver op Nederland voorlopen, klimaatbeleid niet gemakkelijk. Volgens onafhankelijke ramingen is in geen van de drie landen het beleid al voldoende om een vastgelegd klimaatdoel in of na 2030 te kunnen halen.

“Vooral de Scandinavische landen kiezen voor een groot aandeel biomassa in de brandstofmix”

De eerste les is dus dat de energietransitie overal ingewikkeld is, dat het zich concreet richten op een langetermijndoel met vergaande tussendoelen nodig lijkt om de transitie te realiseren en dat een koppeling aan het bieden van economische kansen mogelijk lijkt.

In elk van de drie landen loopt het elektriciteitssysteem voorop in de emissiereductie. Vaak is dat al jarenlang het geval en zijn de emissies hier in 2030 (bijna) nul. Dat maakt het uiteraard een robuuste strategie om het aandeel van elektriciteit in het totale energieverbruik te laten toenemen. Verder kiezen vooral de Scandinavische landen voor een groot aandeel biomassa in de brandstofmix en voorzien ze dat dit verder zal toenemen. Het Verenigd Koninkrijk kiest voor zowel veel hernieuwbare energie als ondersteuning van kernenergie. Ook Zweden is niet principieel tegen kernenergie, zolang het niet wordt gesubsidieerd. De Scandinavische landen kiezen in de gebouwde omgeving voor een combinatie van lokale, veelal op biomassa gestookte, warmtenetten en warmtepompen. Soms is de beleidsmix hier nog niet rond. Denemarken had bijvoorbeeld de belasting op elektriciteit verhoogd om besparing te bevorderen, maar merkt nu dat dit de elektrificatie tegenwerkt. Zweden had al eerder op een hoge koolstofbelasting ingezet. Groot-Brittannië zet massaal in op warmtepompen en voorziet dat er vanaf 2028 600.000 per jaar worden geïnstalleerd (om de nul-emissie te halen moet dat volgens het CCC toenemen naar 1,5 miljoen per jaar). Het mobiliteitsbeleid verschilt in de drie landen niet principieel: de belasting op fossiel aangedreven auto’s stijgt, in Groot-Brittannië is er al een datum waarop deze niet meer verkocht kunnen worden, en zowel het aantal elektrische auto’s als het aandeel biobrandstoffen neemt toe. Groot-Brittannië kiest ook het duidelijkst voor grootschalige afvang en opslag van CO2 (CCS). Om netto-nul in 2050 te bereiken zal dit moeten toenemen tot vele tientallen megaton per jaar; tot 2030 zijn er vier projecten van voorzien.

De tweede les is dat het elektriciteitssysteem in de transitie vooroploopt en daarmee ook een toename van de elektriciteitsvraag mogelijk maakt, dat er van nationaal maatwerk sprake is en dat de transitie een zoekproces is waarin bijgestuurd moet worden.

“Stabiel lange termijnbeleid helpt om ambitieuze nul-emissiedoelen te kunnen behalen”

Verschillend is de aanpak van landbouw en landgebruik. In Zweden nemen de bossen veel CO2 op, maar de onafhankelijke klimaatcommissie verwijt het Zweedse beleid dat emissiereductie in de landbouw wordt veronachtzaamd. Het IMF heeft recent nagedacht over de wisselwerking tussen koolstofprijzen en ander beleid in Denemarken en adviseert op basis daarvan dit land om bij de klimaatbelasting ook methaanuitstoot van vee mee te nemen. Administratief zou dit niet ingewikkeld hoeven te zijn. Het Britse CCC heeft in zijn advies voor 2032-2037 ook een concrete routekaart voor duurzaam landgebruik, meer bossen en lage koolstoflandbouw uitgewerkt.

De derde les is zo dat nul-emissie meer vraagt dan alleen een energietransitie. Ook het nadenken over de methaanuitstoot van vee en over het landgebruik is er integraal onderdeel van.

Nederland staat voor de taak om een ambitieuzer Europees emissiedoel voor 2030 in beleid om te zetten. De Europese Commissie komt voor de zomer met voorstellen over de Europese beleidsinstrumenten. Maar ook nationaal zal dat meer vragen. Landen die op ons voorlopen bieden enkele nuttige lessen: vergaande emissiereductie is niet eenvoudig, maar een stabiel op de lange termijn gericht beleid helpt om ambitieuze nul-emissiedoelen te kunnen behalen. Beleid moet daarin bijsturen als omstandigheden veranderen. Als het slim gebeurt en beleidsinstrumenten zorgvuldig worden doordacht, ontstaan ook industriële kansen. Het elektriciteitssysteem loopt doorgaans voorop.

Pieter Boot

Pieter Boot is verbonden aan het CIEP en was sectorhoofd bij het PBL