Ondanks het net-zero scenario van het Internationaal Energie Agentschap ten aanzien van nieuwe olie- en gaswinning, staan Guyana en Suriname volop in de belangstelling van investeerders. Twee landen met een historisch erg kleine broeikasgassenvoetafdruk, die de vondst van goed winbare offshore velden te gelde willen maken ten behoeve van de ontwikkeling van hun land. Zowel Guyana en Suriname bestaan ook voor een belangrijk deel uit bosrijk gebied, dat een aanzienlijke compensatie biedt voor de uitstoot van de offshore olieactiviteiten in hun land. Daarbij eisen ze het recht op om de eigen natuurlijke rijkdommen te ontwikkelen voor aanwending van de welvaart in het eigen land. Wel doen ze er goed aan om de lessen van andere producerende landen ter harte te nemen om al te grote negatieve gevolgen van ‘Dutch Disease’ te voorkomen en de voetafdruk zo klein mogelijk te maken. De president van Guyana, Mohamed Irfaan Ali, lijkt zich bewust van deze lessen en ontpopt zich voorlopig als een leider van het goede soort die zich zeer bewust is van de opgave en de kansen voor zijn land. In een zeer luisterwaardig interview (BBC, Hard Talk - https://www.youtube.com/watch?v=uyOo7J18aXA ), laat hij zien dat hij zich uitstekend kan verweren in een discussie over de huidige ontwikkeling in het land. De reacties onder het interview spreken boekdelen: uit allerlei landen in de wereld, vooral ontwikkelingslanden, spreekt geestdrift over de wijze waarop president Irfaan Ali de BBC-journalist van repliek diende over klimaat en biodiversiteit en de woorden die hij wijdde aan de wijze waarop hij de olie-inkomsten ten goede wil laten komen aan de structurele ontwikkeling van het land.
“De huidige staat van de olie-industrie in Venezuela is bedroevend”
De scherpe toon van het BBC-interview betrof ook de overeenkomst met ExxonMobil, die overigens werd afgesloten door de vorige regering van het land. In nieuwe exploratielicenties zijn de eisen inmiddels bijgesteld, maar Guyana wil niet tornen aan de eerdere overeenkomst. Betrouwbaarheid en de relatie met ExxonMobil liggen hieraan ten grondslag. De lessen van de knipperlichtrelatie van Venezuela met private ondernemingen lijken ter harte worden genomen. De huidige staat van de olie-industrie in Venezuela is bedroevend en een schrille afspiegeling met de hoogtijdagen van PDVSA, het staatsoliebedrijf van het land, dat door de voorganger van de Venezolaanse president Maduro, Chavez, ontdaan werd van zo goed als alle kennis en kunde.
De productie in Guyana groeit gestaag en bereikt dit jaar 645.000 vaten per dag om door te groeien naar ongeveer 850.000 vaten per dag in 2025. De productie startte in 2019 en Guyana draagt nu al substantieel bij aan de groei van niet-OPEC olieproductie in de wereld. Het succes in Guyana heeft Maduro van Venezuela gestimuleerd om een oud grensgeschil weer tot leven te wekken. Het geschil is via de Secretaris-Generaal van de VN nu voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof in Den Haag, terwijl de VS ongetwijfeld alert meekijken of Maduro zich houdt aan de afspraak met Irfaan Ali om het geschil niet met geweld te beslechten.
“Na initiële tegenvallende boorresultaten in Suriname komen inmiddels ook daar positieve berichten vandaan”
Na initiële tegenvallende boorresultaten in Suriname komen inmiddels ook daar positieve berichten vandaan van twee verschillende consortia, actief in de Surinaamse offshore. Er is zowel olie als gas gevonden. Suriname deelt het succesvolle bassin met Guyana waartoe Stabroek behoort. Tot de investeerders in het gebied in beide landen horen ExxonMobil, Hess (die wordt overgenomen door Chevron, maar uitgedaagd door de joint-venture partners over het aandeel in de Stabroek), CNOOC in Guyana en TotalEnergies en APA in Suriname. Hopelijk kan Suriname nog meer leren van de lessen van de buren en trekken ze gezamenlijk op om hun landen structureel te versterken.
Met de ontwikkelingen in Guyana en Suriname is een belangrijke bron toegevoegd aan de olieproductie in de Atlantische wereld, waar de VS en Brazilië ook belangrijke producenten zijn. Dit is niet onbelangrijk in een geopolitiek verdeelde wereld. De olie in het Guyana/Suriname-bassin draagt bij aan een lichtere olie mix in de Atlantische markt dan voorheen. De broeikasvoetafdruk kan, bij toepassing van de beste technologie (bijv. het voorkomen van methaanlekkage), beperkter worden dan van oudere velden en/of in landen die worstelen met de modernisering van hun sector of sancties.
“De uitdaging is om investeringen in een ontwikkelingsperspectief te plaatsen”
Potentiële nieuwkomer in het Atlantische bassin is Namibië, waar het relatief kleine Portugese bedrijf Galpe de aandacht trekt met gunstige proefboringen en nu op zoek is naar joint-venture partners om de reserves verder te ontwikkelen. De uitdagingen zijn echter groot. Namibië is ook in het vizier van Europese landen om zon en wind om te zetten naar waterstofdragers. De regering van het land wordt zo flink uitgedaagd om de potentie om te zetten in een positieve structurele economische ontwikkeling. Uit de literatuur is genoegzaam bekend dat grote, op export gerichte projecten - in dit geval olie en/of waterstofdragers - ook gemakkelijk kunnen leiden tot verdere economische en politieke ontwrichting. Niettemin willen alle drie de landen de kans om een economische sprong naar voren te maken niet missen. De vraag is wat eerst tot ontwikkeling wordt gebracht en of een gelijktijdige ontwikkeling mogelijk is door de betrekkelijk geringe absorptievermogen van het land.
Het interview met Irfaan Ali leert ons dat het klimaatverhaal van Europese landen ook gaat over het recht op ontwikkeling en dat het Europese manende vingertje niet wordt geapprecieerd. Het IEA net-zero scenario betreft de wereld en past niet bij de realiteit op landenniveau. Zij kunnen en willen niet wachten op de potentiële ontwikkeling van nieuwe wereldmarkten voor koolstofarme energiedragers en/of hebben de inkomsten nodig om de economische structuur te verbeteren zodat ook zij de energie-economie kunnen moderniseren en moderne energie bereikbaar maken voor meer mensen in het land. De uitdaging is om investeringen in een ontwikkelingsperspectief te plaatsen, waarbij vroege integratie met nieuwe energietechnologie en de opbouw van lokale conversie vanaf het begin wordt meegenomen. Tegenover Venezuela als voorbeeld van een grote producent in neergang, staan momenteel Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten die de nieuwe energie-technologieën integreren in hun investeringen voor de toekomst.
Voor Europa ontstaat hier ook een kans om in een toenemend geopolitiek verdeelde wereld en gesegmenteerde wereldmarkt, een gelijkwaardigere relatie op te bouwen met energie-exporteurs van traditionele én nieuwe energiedragers. Het eigen koloniale verleden en het recente grondstoffenmercantilisme van China hebben behoorlijke diepe sporen nagelaten in veel landen. Het zou beter zijn als we het vingertje thuislaten en ons concentreren op hoe we de ontwikkelingen in deze landen kunnen integreren in de globale energietransitie.