In de Nederlandse chemische en farmaceutische industrie worden olie en gas gebruikt als grondstof voor honderden, zelfs duizenden verschillende producten. De industrie vormt een symbiose met de raffinagesector. Wereldwijd is voor deze industrie sprake van sterke clustervorming. Nederland maakt deel uit van het zogenoemde ARRRA-cluster: de Antwerp-Rotterdam-Rhine-Ruhr-Area. In Nederland, België en Duitsland zijn veel meer chemiebedrijven dan elders in Europa.
“Wist u dat veel van onze geneesmiddelen en vaccins tegenwoordig rechtstreeks uit India komen?”
Mondiaal vind je dergelijke clusters in regio’s met overvloedige olieproductie zoals Texas, Rusland en Saudi-Arabië, maar ook in landen als Zuid-Korea, Japan, Singapore, India en uiteraard China, dat momenteel in hoog tempo haar chemische industrie uitbouwt. Deze industrie concurreert wereldwijd en tevens spelen er geopolitieke belangen. De chemische industrie maakt namelijk veel onmisbare producten. Om er een paar op te noemen kunststoffen, bouwmaterialen, kunstmest, medicijnen, verf, schoonmaakmiddelen, medische hulpmiddelen, autobanden, onderhoudsmiddelen, plastics, isolatiematerialen, smeerolie, nylon, kleding, enzovoorts. Uw huis staat er vol mee en u gebruikt het elke dag. Wist u dat veel van onze geneesmiddelen en vaccins tegenwoordig rechtstreeks uit India komen?
De omzetting van olie en gas kost energie. In 2021 gebruikte de Nederlandse chemische industrie 100 PJ olie, 100 PJ (= 3 miljard m3) aardgas en nog eens 100 PJ aan warmte en elektriciteit. Die 300 PJ vormde maar liefst 15% van het Nederlandse finale energieverbruik. Bij elkaar werd 400 PJ olie en 100 PJ gas als grondstof omgezet in producten, wat overigens niet meetelt als finaal energieverbruik.
De IEA berekent dat mondiaal 2% van alle broeikasgasemissies afkomstig is van de chemische en farmaceutische industrie. Gezien de veelheid aan essentiële producten die wordt gemaakt valt dat best mee. In Nederland is dat echter 10%, omdat de ARRRA-cluster ‘toevallig’ deels in Nederland ligt. Dat komt trouwens niet door ons aardgas, wat sommigen denken. Het ARRRA-cluster bestond zelfs al voordat Nederland het Groningenveld ontdekte. Randvoorwaarden zoals een kapitaalkrachtige afzetmarkt, hooggekwalificeerd personeel, een scala aan dienstverlenende bedrijven, goede verbindingen met het achterland, zeehavens, stabiele wet- en regelgeving en een betrouwbare overheid zijn veel belangrijker.
“We importeren minder Russisch gas en juist meer Russische kunstmest, dat van (Russisch) gas wordt gemaakt”
De industrie in het ARRRA-cluster heeft het moeilijk. Weliswaar vormt olie haar hoofdbestanddeel, maar aardgas en elektriciteit worden ook gebruikt en die zijn in Europa veel duurder dan elders op de wereld. Daar bovenop komen CO2-kosten. Anders dan de elektriciteitssector kan de mondiaal opererende chemische industrie haar hogere Europese kosten niet of nauwelijks doorberekenen. Het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) gaat ook niet helpen. In de eerste plaats geldt dat niet voor export naar buiten, waardoor schaalvoordelen verloren gaan. In de tweede plaats geldt CBAM alleen voor kunstmest, naast cement, ijzer, staal, aluminium, elektriciteit en waterstof. Uitbreiding van CBAM tot de honderden, ja duizenden producten die de chemie en farmacie maakt is bovendien vrijwel onmogelijk.
Op termijn wil Europa eveneens van olie en gas als grondstof af. Dat vereist andere bronnen van koolstof en waterstof. Met die waterstof zal dat wel goed komen, maar koolstof vormt een uitdaging. Biomassa is vanwege de grote vraag relatief schaars. Koolstof uit de lucht is het alternatief. Vooralsnog zijn beide bronnen veel duurder dan olie, waarmee de Europese concurrentiepositie van de chemische industrie nog verder zou verslechteren.
Het ARRRA-cluster dreigt zich daarom deels te verplaatsten naar andere delen van de wereld; een sluipend proces dat al volop aan de gang is. Investeringen in deze sector vinden in toenemende mate plaats in Noord-Amerika, Rusland, het Midden-Oosten en Azië. Rusland, hoor ik u denken. Inderdaad. Zo was het marktaandeel van Rusland in de kunstmestimport naar de EU in het vierde kwartaal van 2023 zelfs hoger dan in 2022. We importeren dus minder Russisch gas en juist meer Russische kunstmest, dat van (Russisch) gas wordt gemaakt.
“Goede kans dat Nederland omstreeks 2030 een parlementaire enquête zal optuigen over de de-industrialisatie die ons inmiddels getroffen heeft”
Verplaatsing van de chemische industrie zou Nederland, België en Duitsland van een flinke energievraag verlossen. Dat scoort dus lekker op de ranglijstjes voor hernieuwbare energie en CO2-emissie. Het klimaat schiet daar uiteraard niets mee op. Het gaat er zelfs op achteruit omdat productie wordt verplaatst naar landen met minder klimaatambities. Toch zult u straks lezen dat Nederland haar 35% CO2-reductie in 2023 ten opzichte van 1990 als ‘klimaatwinst’ inboekt. Trekt u daar dus maar een flink aantal procenten van af. Verder kost die verplaatsing verdienvermogen en worden we voor steeds meer producten afhankelijk van import.
Goede kans dat Nederland omstreeks 2030 een parlementaire enquête zal optuigen over de de-industrialisatie die ons inmiddels getroffen heeft. Of is het tij nog te keren en zou Nederland samen met buurlanden alsnog kiezen voor een beleid dat het voor deze essentiële industrie mogelijk maakt hier te blijven? Uiteindelijk zullen elektrificatie en waterstof de hoofdrol gaan vervullen. Maar dat kost tijd en de tussenperiode is cruciaal. Zo is de hernieuwbare elektriciteitsproductie tot na 2030 al onvoldoende voor het normale stroomverbruik. Daar komt bij dat Nederland steeds meer stroom exporteert, waardoor nog meer hernieuwbaar nodig is en stroomprijzen hoog blijven. Ondertussen betaalt de Nederlandse industrie netwerktarieven die al enorm gestegen zijn. In de tussenperiode is bovendien veel van de benodigde technologie niet grootschalig beschikbaar en waar dat wel het geval is, krijgen bedrijven nul op rekest van de netbeheerders. De beschikbaarheid van waterstof is ook een aandachtspunt. Toch vindt Nederland dat haar chemische industrie al voor 2030 sterk verduurzaamd moet zijn. Zelden zat zoveel afstand tussen mooie ambitie en de harde praktijk.
“Voorlopig is er schaarste aan alles, geen uitzicht op verbetering en hoge prijzen waarbij met name de netkosten de pan uitrijzen”
De EU-commissie stelt in haar recente 2040-analyse dat CCS de komende decennia een grote rol moet spelen voor de EU-industrie. De ARRRA-regio kan daartoe gebruik maken van de vele lege gasvelden op de Noordzee. Helaas ontbreekt een geloofwaardig plan om de daartoe benodigde CO2-infrastructuur snel uit te rollen. De markt moet het maar doen, aldus de Nederlandse overheid. Complicerende factor is dat ARRRA drie landen betreft, terwijl elk van de landen een nogal nationaal beleid voert. Dus ook op dat vlak zal er voor 2030 weinig meer gebeuren, terwijl 2040 snel naderbij komt. Zouden er überhaupt nog boardrooms van chemische bedrijven zijn die denken dat het wel goed komt met de EU beloften van schone betaalbare energie, voldoende netwerkcapaciteit, waterstof en CO2-infra? Voorlopig is er schaarste aan alles, geen uitzicht op verbetering en hoge prijzen waarbij met name de netkosten de pan uitrijzen. Recent luidde de EU-industrie dan ook gezamenlijk de noodklok in Antwerpen.
Hoogste tijd dus dat Nederland, België en Duitsland gezamenlijk in actie komen voor hun ARRRA regio. Dat ze de klimaatambities voor de industrie in lijn brengen met de beschikbaarheid van schone energie en bijbehorende infrastructuur tegen redelijke kosten. Niet alleen in het eindplaatje, maar juist ook tijdens de tussenperiode. Opdat de ARRRA industrie de kans krijgt haar innovatiekracht te benutten en klimaatvriendelijke productiemethoden te ontwikkelen. Zo niet, dan is veel van de industrie in de ARRRA regio gedoemd te verdwijnen naar elders. Met alle gevolgen van dien.