In deze column zet ik mijn eigen gedachten rondom het wel of niet investeren in fossiele energie op een rij en kom ik tot de conclusie dat dit thema zo gepolariseerd is dat er weinig ruimte meer is voor nuance, terwijl dat wel nodig is om de energietransitie op tijd én op een gecontroleerde wijze te laten verlopen.
Onlangs kondigde het pensioenfonds van ambtenaren ABP aan dat zij op termijn afscheid gaat nemen van mogelijk ongeveer de helft van haar huidige portefeuille omdat ze niet meer wil investeren in bedrijfsmodellen die inherent schadelijk zijn voor het klimaat. Ook wil de grootste pensioenbeheerder van Nederland niet meer investeren in bepaalde infrastructurele projecten zoals de aanleg van LNG-pijpleidingen. Vorig jaar al is het besluit genomen om uit een specifiek olie- en gasbedrijf te stappen, omdat dit bedrijf volgens ABP te weinig stappen zet om hun bedrijfsmodel te veranderen.
“Kort gezegd komt het er op neer dat we de energietransitie veel te lang voor ons uit hebben geschoven”
Op mijn Twittertijdlijn zag ik vervolgens een tweedeling ontstaan. Aan de ene kant is er een groep mensen die dit besluit toejuicht en het een stap in de goede richting vindt. Vaak zijn dit mensen die zelf een pensioen bij ABP hebben en het niet fijn vinden dat hun pensioengeld wordt belegd in ondernemingen en projecten die volgens hen onvoldoende bijdragen aan de transitie naar een klimaatneutrale wereld. Zij vinden dat de energietransitie moet worden versneld en dat kun je beter doen door te investeren in partijen die zich bezig houden met hernieuwbare energie. Daarnaast is er een kans dat investeringen in fossiele energiebedrijven en -projecten op termijn niet rendabel zijn, met slechte rendementen tot gevolg.
Daartegenover staat een groep mensen die niet blij is met dit besluit van ABP. Zij wijzen erop dat bedrijven in de olie- en gassector nodig zijn om de energietransitie te kunnen realiseren, omdat hier het geld en de kennis zit. Ook geven zij aan dat er beter wel kan worden geïnvesteerd in olie- en gasbedrijven die best in class zijn en schoner te werk gaan dan anderen, omdat het stoppen van investeren in deze bedrijven kan leiden tot een verschuiving van activiteiten naar de minder schone concurrenten. Daarnaast beargumenteren zij dat investeringen in fossiele energie nodig blijven zolang onze economie daar voor een groot deel afhankelijk van is. Een te snelle terugtrekking uit fossiele energie zou volgens deze groep leiden tot hogere energieprijzen, met bijbehorende maatschappelijke onrust tot gevolg. Ten slotte kunnen verminderde investeringen in westerse fossiele bedrijven en projecten leiden tot een grotere afhankelijkheid van landen waar we niet te afhankelijk van willen zijn en tot een lagere leveringszekerheid van het energiesysteem.
Zelf hang ik tussen beide kampen in. Ik leg uit waarom. Laat ik beginnen met uitleggen waarom ik sympathiseer met de eerste groep die vindt dat we niet meer moeten investeren in fossiele bedrijven en projecten. Kort gezegd komt het er op neer dat we de energietransitie veel te lang voor ons uit hebben geschoven en dat de tijd voor het aandragen van excuses om voldoende stappen te zetten voorbij is.
“Nu is het natuurlijk lastig om los te breken uit een systeem dat in de basis goed werkt”
Al sinds het begin van de tweede industriële revolutie, halverwege de 19de eeuw, weet de mensheid welke negatieve effecten verbonden zijn aan het grootschalige gebruik van fossiele energie. In 1990 beschrijft ook het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), een organisatie van de Verenigde Naties (VN), dat ons fossiele energiesysteem een directe bijdrage levert aan een gevaarlijke mate van klimaatverandering. Vervolgens wordt in 1992, 31 jaar geleden, het eerste internationale Klimaatverdrag getekend, waarbij de VN-lidstaten afspreken om deze ontwikkeling tegen te gaan door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Tot op heden is dit onvoldoende gebeurd. Het is dus niet vreemd dat bij sommige mensen het geduld op is.
Nu is het natuurlijk lastig om los te breken uit een systeem dat in de basis goed werkt en waar het hele economische systeem en de maatschappij op zijn ingericht. Jarenlang is de energietransitie tegengewerkt door partijen met argumenten als: ‘wij kunnen wel omschakelen, maar als de rest van de wereld niet meedoet dan heeft het toch geen zin’. Of: ‘wij kunnen wel stoppen met de productie van fossiele energie, maar dan gaat de concurrent het doen en zij doen dat met nog minder aandacht voor het milieu en het klimaat dan wij’. ‘Het alternatief is technisch niet mogelijk’ en: ‘het alternatief is duurder en het alternatief kost ons werkgelegenheid’. Kortom, er is op dit moment eigenlijk geen alternatief voor ons fossiele energiesysteem als we onze levensstandaard willen behouden.
Dat alternatief is er natuurlijk wel. Sterker nog, ondertussen is duidelijk dat het alternatief, dat verregaande klimaatverandering moet voorkomen, de enige mogelijkheid is om onze manier van leven op de lange termijn zoveel mogelijk te behouden.
“Investeringen in fossiele energie blijven volgens het IEA voorlopig nodig, alleen wel onder specifieke voorwaarden”
Dan de andere kant. In de meest recente World Energy Outlook van het Internationaal Energie Agentschap (IEA) wordt benoemd dat de investeringen in fossiele energie in lijn zijn met het 1,5-gradenscenario, maar dat de investeringen in hernieuwbare energie sterk achterblijven. Dat is zorgelijk. Het IEA waarschuwt dat de huidige situatie, waarin de verminderde investeringen in fossiele energie vooruit lopen op toenemende investeringen in hernieuwbare energie, kunnen leiden tot leveringszekerheidsproblemen en prijsschokken. De investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie moeten dus flink worden opgeschroefd. Zelfs als dat lukt, concludeert het IEA dat investeringen in bestaande fossiele assets nog steeds nodig zijn om de leveringszekerheid van het energiesysteem te kunnen garanderen en om sterke prijsschommelingen te voorkomen. Daarvoor hebben we de bestaande olie- en gasbedrijven nodig. Tegelijkertijd geeft het IEA aan dat investeringen in nieuwe fossiele projecten die een lange doorlooptijd hebben niet passen in het 1,5-gradenscenario.
De tekst loopt hieronder door.
Investeringen in fossiele energie blijven volgens het IEA voorlopig dus nodig, alleen wel onder specifieke voorwaarden. Zo moeten investeringen in nieuwe fossiele projecten met een lange doorlooptijd worden voorkomen en mogen ze niet bijdragen aan een lock-in van het fossiele energiesysteem. Ik vermoed dat veel mensen die tegen fossiele investeringen zijn er niet op vertrouwen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Dat is niet zo vreemd, want de gevestigde bedrijven hebben immers nog steeds een belang om het bestaande fossiele energiesysteem zo lang mogelijk in stand te houden.
“Jarenlang zijn we blijven hangen in ons comfortabele, goed functionerende energiesysteem”
Zelf denk ik daarom wel eens dat we de gok dan maar moeten wagen. De gok om zonder het vangnet van voldoende fossiele back-up het systeem grondig om te vormen. Dan gebeurt er tenminste wat. Dan gaan we ten minste echte stappen zetten. Alle excuses de deur uit. En als dat in de tussentijd leidt tot hogere energieprijzen, een verlaagd niveau van leveringszekerheid, faillissementen van energie-intensieve bedrijven die zich niet op tijd kunnen aanpassen en mogelijk zelfs een tijdelijke teruggang in onze levensstandaard, dan moet dat maar. Dat is dan wellicht gelijk een extra stimulans om de energietransitie nóg verder te versnellen. Jarenlang zijn we blijven hangen in ons comfortabele, goed functionerende energiesysteem. Los van ecologische zorgen gaf dat te weinig aanleiding om het systeem om te vormen. Misschien zijn grote systeemschokken, zoals we die momenteel ook zien vanwege de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, wel precies wat we nodig hebben.
Maar ik heb makkelijk praten. Want de huidige hoge energieprijzen en bijbehorende stijging van allerlei andere kosten doen mij geen pijn. Ik zit niet in de kou omdat ik mijn energierekening niet kan betalen en ik woon niet in een land dat problemen heeft om voldoende energie te kunnen inkopen op de internationale markten, omdat rijke landen zoals Nederland deze energie nu voor hun neus wegkapen.
“Een structurele systeemverandering kent altijd winnaars en verliezers”
Alhoewel het als een paal boven water staat dat een te trage transitie ons uiteindelijk meer gaat kosten dan een snelle transitie, wil dat natuurlijk niet zeggen dat die transitie op korte termijn voor iedereen positief uitpakt. Een structurele systeemverandering kent altijd winnaars en verliezers. Er zijn landen, bedrijven en groepen mensen die erop vooruitgaan en die erop achteruitgaan. En het zijn doorgaans vooral de minder vermogenden, zowel landen als mensen, die op de korte termijn aan het kortste eind trekken.
Daarom zie ik twee mogelijkheden. De eerste is dat de we de gok wagen. De wereld gaat alle ballen inzetten op het verlagen van ons energieverbruik en het opwekken van hernieuwbare energie. We stoppen per direct met investeren in alle vormen van fossiele energie. In het positieve geval gaat alles goed. In een minder positief geval resulteert deze gok in verminderde leveringszekerheid en prijsschokken. Om te voorkomen dat een dergelijke situatie gepaard gaat met grote maatschappelijke gevolgen en een afnemend draagvlak voor de transitie, moet deze optie vanaf het begin gepaard gaan met verregaande herverdeling van vermogens en/of andere maatregelen waardoor minder vermogende mensen en landen in staat worden gesteld om mee te kunnen doen aan de transitie. Het IEA geeft namelijk aan dat de minder vermogenden vaak in slechter geïsoleerde woningen leven en minder mogelijkheden hebben om daar iets aan te doen. Ook hebben ze minder opties om over te stappen op schonere vormen van transport. Daardoor is deze groep extra kwetsbaar voor prijsschokken en kan ze bovendien de transitie vertragen omdat ze te weinig mogelijkheden heeft om mee te gaan met het alternatief. Daarnaast waarschuwt het IEA dat een te laag niveau aan fossiele investeringen ertoe kan leiden dat wereldwijd miljoenen mensen niet in staat zijn om een basishoeveelheid aan energie in te kopen, terwijl dit wel een primaire behoefte is.
“Zoals zo vaak, zullen we in werkelijkheid wel terechtkomen in een scenario dat ergens in het midden zit”
De tweede optie is om nog steeds alles op alles te zetten om de mensheid te behoeden voor verregaande klimaatverandering, maar zonder ons fossiele vangnet door te knippen. Dit vereist commitment van iedereen, ook van de partijen die nu (het merendeel van) hun geld verdienen met een systeem waar we van af willen. Zij moeten geloofwaardige en onafhankelijk geverifieerde plannen maken waarin ze laten zien hoe zij hun bedrijfsmodel in lijn brengen met het Klimaatakkoord van Parijs. Het vereist ook een bepaalde mate van vertrouwen van het publiek in deze partijen dat ze nu wél in de meewerkstand staan.
Ik weet niet welk scenario realistischer is. Verregaande herverdeling van vermogens lijkt me een zeer wenselijk maar tevens moeilijk verhaal, zeker omdat dit iets is wat wereldwijd moet worden geregeld. Zonder deze herverdeling kan het doorknippen van het fossiele vangnet grote gevolgen hebben voor grote groepen mensen. Aan de andere kant is het de vraag of voldoende gevestigde bedrijven écht de omslag kunnen en willen maken naar een ander bedrijfsmodel en zo ja, of het publiek deze bedrijven gelooft. Zoals zo vaak, zullen we in werkelijkheid wel terechtkomen in een scenario dat ergens in het midden zit.
“Het mooiste zou zijn als voor- en tegenstanders op globaal niveau samen tot een verifieerbare set aan voorwaarden komen”
Samenvattend stel ik dat de thema’s klimaatverandering en energietransitie, net als zoveel andere zaken tegenwoordig, zo gepolariseerd zijn dat er weinig ruimte meer is voor nuance. Bovendien is er, mede vanwege de houding van de gevestigde partijen in het verleden, een gebrek aan vertrouwen tussen voor- en tegenstanders. Daardoor kunnen gevestigde bedrijven in de olie- en gasindustrie in de ogen van sommigen niets meer goed doen. En voor investeerders is het lastig om verantwoording af te leggen over fossiele investeringen die volgens het IEA nodig zijn om de transitie dusdanig te laten verlopen dat de minder vermogende mensen en landen daar zwaar onder lijden en de voorzieningszekerheid geborgd blijft. Dergelijke investeringen worden door een groep mensen consequent als ‘fout’ bestempeld. Daardoor is, uit angst voor reputatieschade, volledige terugtrekking uit deze sector de meest veilige keuze, maar mogelijk niet de beste.
Het mooiste zou zijn als voor- en tegenstanders op globaal niveau samen tot een verifieerbare set aan voorwaarden komen waar investeringen in fossiele energiebedrijven en projecten aan moeten voldoen om niet als ‘slecht’ te worden gezien. Het IEA noemt bijvoorbeeld dat organisaties die plannen maken om hun investeringen in fossiele energie terug te dringen, deze zouden moeten koppelen aan plannen voor het opschalen van investeringen in de opwek van hernieuwbare energie en het terugdringen van de energievraag. Wereldwijd zou in 2030 voor elke euro die wordt geïnvesteerd in fossiele energie, vijf euro moeten worden geïnvesteerd in hernieuwbare energie en nog eens vier euro in energie-efficiëntie, aldus het IEA. Daarnaast heeft een groep wetenschappers ondanks een voorstel uitgewerkt waarin de producenten van fossiele brandstoffen worden verplicht tot het 'terugnemen' van de CO₂-uitstoot die hun producten veroorzaken. Als we deze punten oppakken, dan kan het misschien toch: het op tijd realiseren van een klimaatneutraal energiesysteem zonder dat de voorzieningszekerheid in het gedrang komt en de meest kwetsbaren onder de transitie lijden.