Af en toe lees ik teksten door die ik in het verleden voor Energiepodium en andere platforms heb geschreven. Zo voorkom ik dat ik mezelf plagieer, maar zie tegelijkertijd hoe mijn opvattingen over energietransitie en klimaatverandering zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld. Want ik denk over dit vraagstuk niet precies hetzelfde als 10 jaar geleden. Dat lijkt me ook normaal. Alle kennis neemt toe, ongeacht het thema, en inzichten en meningen zouden zich daar vanzelf naar moeten voegen.
In het verleden heb ik de invloed van menselijke activiteit op klimaatverandering en de snelheid waarmee het klimaat verandert, onderschat. Het adaptieve vermogen van de natuur heb ik dan weer overschat. Ik was ervan overtuigd dat de mensheid meer dan genoeg tijd had om dit probleem op te lossen. Niet dus. Het klimaat wordt heter, onvoorspelbaarder en woester. Zelfs waterland Nederland kampt nu met periodes van droogte. Als we zo doorgaan, zullen we de doelstellingen van het Akkoord van Parijs zeker niet halen. Het roer moet dus om. Radicaal pragmatisme zou daarbij de norm moeten worden. Dat betekent dat alleen het resultaat telt en de middelen daaraan ondergeschikt zijn.
“Klimaatactivisten hebben een simpele boodschap: fossiel is het probleem”
Een inkopper zou je denken. Wie kan hier op tegen zijn? Maar zo werkt het niet bij kwesties met een hoog ideëel gehalte zoals het aanpakken van klimaatverandering. Pragmatisme en idealisme sluiten elkaar niet uit, beginselvastheid en resultaatgerichtheid wel. Principiële idealisten kunnen niet omgaan met de paradoxen en grijstinten die een belangrijk deel van de werkelijkheid bepalen. De radicalere delen van de milieubeweging vormen een heldere illustratie van deze starheid, die we overigens ook bij orthodoxe religies en politieke extremisten aantreffen. Er zit in die kringen geen licht tussen ‘goed’ en ‘kwaad’. Klimaatactivisten hebben een simpele boodschap: fossiel is het probleem. Om klimaatverandering tegen te gaan moet het klimaatbeleid dus alleen inzetten op duurzame energiebronnen. Kolencentrales? Gascentrales? Nieuwontwikkelde zuinige benzine- en dieselauto’s? CO2 afvangen en opslaan of gebruiken? Biomassa? Kernenergie? Allemaal niet duurzaam dus sluiten, mee stoppen of niet aan beginnen.
Maar als dat allemaal niet mag, hoe komen we dan aan onze energie? Veel meer wind- en zonne-energie opwekken roepen de groenen in koor. Dat we, zelfs als we de hele Noordzee en het halve land vol zouden zetten met windmolens en alle daken en dijken van Nederland zouden bedekken met zonnepanelen, bij lange niet voldoende duurzame energie zouden opwekken om aan de vraag te voldoen, wordt ontkend of genegeerd. Evenals het probleem dat het soms nauwelijks waait en we dan toch iets moeten. Zolang we maar zuiver in de leer blijven, nietwaar?
“Niet verduurzaming maar CO2-reductie zou het uitgangspunt moeten zijn”
Hoezeer de focus op verduurzaming de discussie vertroebelt, blijkt onder andere uit het debat over het afvangen en opslaan of gebruiken van CO2 (CCS). De milieubeweging is mordicus tegen, omdat deze technologie het gebruik van fossiele brandstoffen verlengt of – o gruwel – zelfs tot het einde van deze eeuw zou kunnen bestendigen. Dat de combinatie fossiel/CCS juist precies dat doet wat we allemaal zouden moeten willen, broeikasgasemissies op korte en middellange termijn substantieel helpen terugdringen, vinden de tegenstanders kennelijk van ondergeschikt belang. Deze eenkennigheid vermindert ook nog eens de kans op succes van een duurzaam alternatief voor fossiele brandstof: groene waterstof. Om daarvoor een liquide markt te kunnen ontwikkelen hebben we blauwe waterstof nodig, dat uit aardgas wordt geproduceerd maar waarvan de CO2-emissies door middel van CCS worden geneutraliseerd. Aardgas, dus nee, bedankt.
De recente snelle klimaatverandering wordt zoals wij weten veroorzaakt door de uitstoot van antropogene broeikasgassen, meer in het bijzonder CO2, hoofdzakelijk als gevolg van het verbranden van fossiele brandstoffen. Je zou dus verwachten dat elke ingreep in de energiehuishouding die deze uitstoot vermindert, ongeacht het ingezette middel, op brede steun kan rekenen. Helaas is dat niet zo. Sinds de overheid serieus werk probeert te maken van haar klimaatbeleid, stuurt zij op duurzaamheidsdoelstelingen en kiest dus voor het subsidiëren van duurzame alternatieven, zoals windenergie, zonne-energie en biomassa. Daaraan gekoppeld is, mede onder invloed van de dramatische gebeurtenissen in Groningen, met steun van overheden op alle niveaus een van (aard)gas-los-beweging ontstaan. Naast de duurzaamheidsdoelstellingen zijn weliswaar ook CO2-reductiedoelen geformuleerd, maar die lijken NGO’s, beleidsmakers en politici met groene ambities eerder als het effect van de vergrote inzet van duurzame bronnen te zien dan als een leidend principe waarop alle klimaatmaatregelen gegrondvest zouden moeten zijn. Het idee erachter is dat het met die CO2-reductie vanzelf goed komt als je eerst de energiemix verduurzaamt.
“Investeren in energie-efficiëntie levert op korte termijn het meest op”
Dat is, zoals onder meer de Duitse Energiewende ons heeft geleerd, aantoonbaar onjuist. CO2-reductie zou daarom wél het uitgangspunt van het klimaat- en energiebeleid moeten zijn. Zo’n aanpak begint met het berekenen hoeveel de uitstoot vanaf nu per jaar moet dalen om het doel van Parijs – een klimaatneutrale energievoorziening in 2050 – te halen. Daarna wordt geanalyseerd welke ingrepen de meeste reductie opleveren. Hoe dat gebeurt is van secundair belang, zolang maar aan een aantal randvoorwaarden, denk aan voorzieningszekerheid en sociaaleconomische belangen, wordt voldaan. Of maatregelen wel of niet het percentage duurzame energie verhogen, zou er naar mijn mening niet toe moeten doen. Effectiviteit, lees meetbare CO2-reductie, wel. Investeren in energie-efficiëntie levert op korte termijn het meest op, want we verspillen nog altijd een enorme hoeveelheid energie. Vervanging van kolencentrales door gascentrales zet ook direct zoden aan de dijk en bevordert de voorzieningszekerheid. Voor het afvangen, opbergen of nuttig gebruiken van CO2 geldt hetzelfde. Het aandeel duurzaamheid in de energievoorziening zal vanzelf groeien als de overheid de CO2-duimschroeven jaar na jaar verder aandraait, hernieuwbare energiebronnen mede daardoor concurrerender worden en de mogelijkheden om emissies te reduceren door oude huizen
beter te isoleren, productieprocessen te verbeteren, kolen door gas te vervangen, enzovoort, uitgeput raken.
“Gebleken is dat we het klimaatprobleem met neoliberale recepten niet op kunnen lossen”
Dit alles vereist wel dat overheden zich niet van de wijs laten brengen door de zwartwitdenkers in de milieubeweging en evenmin door lobbyisten die menen dat we alles met een gerust hart aan de markt kunnen overlaten. Gebleken is dat we het klimaatprobleem met neoliberale recepten niet op kunnen lossen (en een hoop andere maatschappelijke problemen ook niet, maar dit terzijde). Actief staatsingrijpen is dus hard nodig.
Opties zijn er genoeg: denk aan een (wettelijke!) bonus- malusregeling voor de industrie, die bedrijven die het beter doen dan een vooraf vastgestelde benchmark financieel beloont en ondernemingen die daaronder blijven, belast; een verbod op de verkoop van energieslurpende producten; een laag BTW-tarief voor artikelen met een lage CO2-voetafdruk; de hoogte van subsidies koppelen aan de hoeveelheid gerealiseerde CO2-reductie; energiebelastingen vervangen door emissiegerelateerde heffingen; in de EU: doorgaan met het verwijderen van uitstootrechten uit het Emissiehandelssysteem ETS, enzovoort.
Zo leggen we de prioriteiten waar ze horen en hoeven ons niet langer te verliezen in al die moedeloos makende debatten over het al dan niet plaatsen van megawindmolenparken op land, de aanleg van zonneweides, het versneld van het gas afhalen van de gebouwde omgeving, en de rest.
Want die zijn, om een kernachtige Engelse uitdrukking te gebruiken, beside the point.