Zoeken

Inflatiespook kan energietransitie langer blijven achtervolgen

Auteur

Hans van Cleef

Hans van Cleef ziet de inflatie alweer enige tijd dalen. “Inflatie blijft een belangrijke indirecte factor voor investeringen in de energiesector. Het risico bestaat dat de centrale banken langer door moeten gaan met renteverhogingen om de inflatie te beteugelen. De inflatie blijft immers langer hoog dan menig econoom dacht als gevolg van stijgende lonen en krappe grondstofmarkten. Hoewel energieprijzen momenteel flink gedaald zijn en daarmee neerwaartse druk geven op inflatiecijfers, kan de situatie snel omkeren op het moment dat energieprijzen de komende winter weer sterk zouden stijgen. Als de inflatie daardoor nog langer hoog blijft, neemt de noodzaak toe om de rentes te blijven verhogen. Iets wat de energietransitie wel eens kan afremmen.”

Het lijkt inmiddels lastig voor te stellen, maar de Europese inflatie schommelde eind 2020 nog rond het nulpunt. In de periode daarna steeg de inflatie snel, met 10,6% als hoogtepunt in oktober 2022. Dat wil zeggen, voor de ‘totale’ inflatie. De kerninflatie zag de (voorlopige) piek pas in maart van dit jaar. Het verschil tussen de normale of totale inflatie en de kerninflatie is het al dan niet meenemen van componenten zoals voedsel- en energieprijzen en ook andere componenten, zoals lonen en materialen, spelen hierin een belangrijke rol. Het is belangrijk om inflatiecijfers in de gaten te houden omdat de hoogte van de Europese inflatie bepalend is voor het rentebeleid van de centrale banken. En de hoogte van de rente is op zijn beurt weer (mede) bepalend voor investeringen en investeringsbeslissingen. Oók de investeringsbeslissingen voor de energiesector.

“Hogere prijzen voor energie en andere grondstoffen hebben de kosten voor de gemiddelde burger flink doen stijgen”

Inflatie wordt berekend door de huidige prijs te vergelijken met de prijs van een jaar geleden. Inflatie is dus het (positieve) verschil tussen beide. Nu de energieprijzen op dit moment veel lager zijn dan een jaar geleden drukt de energiecomponent de inflatiecijfers juist omlaag. Neem bijvoorbeeld de gasprijzen. De prijs voor levering volgende maand noteert momenteel ongeveer 25 euro/MWh. Een jaar geleden was dat nog 160 euro/MWh, kortom een daling van zo’n 85%. En dan moest de prijspiek van 343 euro/MWh op 26 augustus jongstleden nog komen. Hogere prijzen voor energie en andere grondstoffen hebben de kosten voor de gemiddelde burger flink doen stijgen. Is het niet direct, dan wel indirect omdat de grondstofprijzen voor andere producten ook stegen. De hogere kosten voor het levensonderhoud leiden tot hogere looneisen van werknemers. Iets dat ook wel de tweede-ronde-effecten genoemd wordt. Dit maakt dat de inflatie langer hoog is gebleven. Toch zal, bij gelijkblijvende of zelfs dalende prijzen, ook dit effect er normaal gesproken in de loop van de tijd uitlopen. En met een lagere inflatie neemt het risico op hogere rentes ook weer af.

Maar wat als de energieprijzen binnenkort opnieuw flink gaan stijgen? Een scenario dat helemaal niet ondenkbaar is. Hoewel de situatie er nu gunstig uitziet, voorzie ik toch flink wat risico’s die de energieprijzen sterk kunnen doen laten stijgen. Vergeet niet dat de prijs voor bijvoorbeeld gas en elektriciteit nog steeds tweeënhalf keer hoger ligt dan voor de energiecrisis. En dat in een situatie waarin echt alles heeft meegezeten. We hadden een milde winter en zagen het verbruik van gas sterk dalen als gevolg van de hoge prijzen. Als gevolg hiervan zijn de gasvoorraden dit jaar extra vroeg gevuld en gaan we dus op de meest gunstige wijze de winter in. Maar wat als het een keer tegen zit? Als het een strenge winter wordt? Of als de Chinese economie alsnog de eerder verwachte versnelling door gaat maken waardoor de mondiale vraag naar energie snel toeneemt? Als de prijs tweeënhalf keer hoger ligt in marktomstandigheden waarbij alles meezit, hoe hoog zal de prijs dan deze keer worden als het een keer tegenzit?

“Het is niet voor niets dat de topman van Shell heeft aangegeven dat investeringen in hernieuwbare energie óók gewoon rendabel moeten zijn”

Hogere energieprijzen zullen dan opnieuw een opwaartse druk creëren op inflatie. En daardoor zullen centrale banken de rentes moeten blijven verhogen om het inflatiespook te bestrijden. De Europese inflatie was nog steeds 6,1% in mei en is gedaald tot 5,5% in juni. De kerninflatie voor juni was 5,5% en daarmee 0,2% hoger dan in mei. Het doel van de Europese Centrale Bank (ECB) is een maximale inflatie van ongeveer 2,0%. Om de inflatie te laten dalen, heeft de ECB de herfinancieringsrente [1] sterk verhoogd van 0% in juni 2022 tot 4% op dit moment. Deze rente staat aan de basis voor rentetarieven die banken vragen voor financieringen aan bedrijven. Als de inflatie opnieuw een opwaartse beweging maakt, zal de ECB genoodzaakt zijn om verdere renteverhogingen door te voeren. Een stijging boven de recordhoogte (4,75%) van oktober 2000 behoort dan tot de mogelijkheden.

Nu al zien we dat bedrijven steeds vaker waarschuwen dat investeringen in de energietransitie mogelijk vertraging oplopen als gevolg van stijgende risico’s en kosten. De subsidies worden langzaam maar zeker afgebouwd, zeker voor de reeds volwassen technologieën zoals zon- en windenergie. Hierdoor nemen de marktrisico’s verder toe en moet hernieuwbare energie ‘gewoon’ concurreren met traditionele energiebronnen. Iets wat je van een volwassen markt mag verwachten. De combinatie van tekorten aan arbeidskrachten, stijgende grondstofprijzen en oplopende financieringskosten maakt het wel steeds lastiger om de Final Investment Decisions (FID) te nemen. Het is niet voor niets dat de nieuwe topman van Shell heeft aangegeven dat investeringen in hernieuwbare energie, naast het bereiken van een verlaging van de CO2-uitstoot, óók gewoon rendabel moeten zijn.

Dit geldt niet alleen voor Shell, maar voor iedere commerciële onderneming. De opbrengsten moeten toch minimaal zo groot zijn als de investeringen. Voor investeringen kijkt men echter vaak naar de day-aheadprijzen (neergaande trend, zeker in de zomer), waar voor inflatieberekeningen - en dus belangrijk voor de kostenkant van bedrijven - de maand- en jaarcontracten (risico op prijsstijgingen) leidend zijn. Met dalende elektriciteitsprijzen op de spotmarkten/day-ahead markten en stijgende (rente-)kosten staat die rendementseis stevig onder druk. Zoals vaker gezegd is de energietransitie een enorme opgave. En niet in de minste plaats omdat de transitie uitgevoerd moet worden door bedrijven. Bedrijven die normaal gesproken wel gewend zijn om met marktrisico’s – zoals stijgende rentes – om te gaan. Tegelijkertijd worden er door overheden ambities gesteld die sterk uitdagend zijn. Niet alleen qua tijd in relatie tot de beschikbare infrastructuur, maar ook omdat een snelle opschaling gepaard gaat met grote financiële risico’s. Risico’s die vergroot worden door de politieke onzekerheid als gevolg van wiebelend beleid. Beleid dat de voorzieningszekerheid van energie minder prioriteit lijkt te geven waardoor heftige prijsstijgingen opnieuw niet uit te sluiten vallen. En naast de verslechtering van de betaalbaarheid van energie en de voorzieningszekerheid is er nog dat andere risico. Als het uitzicht op rendement nog verder wordt ingeperkt door bijvoorbeeld snel verder oplopende rentes, dan ligt een vertraging van de energietransitie toch echt op de loer.

1 Herfinancieringsrente = de rente waartegen banken, voor de duur van een week, geld kunnen lenen van de centrale bank.

Hans van Cleef

Hans van Cleef is Hoofd Energy Research & Strategy bij Publieke Zaken. Op Twitter is hij actief onder @hansvancleef. Hij schrijft zijn columns op persoonlijke titel.