Zoeken

Kansen voor industrie in Spanje? 

Auteur

Pieter Boot

In zijn vorige column ging Pieter Boot in op de vraag: hoeveel zin heeft het overheidsgeld te verschaffen voor verduurzaming van de industrie in Nederland als de kosten daarvan elders in Europa structureel lager zouden zijn? Daartoe moeten we een indruk krijgen van de industriële kansen in landen met lage energieprijzen. In de vorige column ging het over Zweden, nu komt Spanje aan bod. 

In Spanje is er onzekerheid over het te voeren energiebeleid. Er is al veel broeikasvrije elektriciteit: de drie grootste bronnen in 2024 met elk rond de 20% zijn wind, zon en kernenergie. Daarna volgen gascentrales en waterkracht, met samen 30%. De regering zet in op een voortdurende toename van hernieuwbaar. De toename van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit, waarvoor geen subsidie nodig is, heeft voor een daling van de prijs voor grootverbruikers gezorgd. In 2021 was deze volgens Eurostat nog gemiddeld 20% hoger dan in Nederland, in 2024 bijna 10% lager. Vooral voor zonne-energie zijn er lange rijen van producenten die wachten op aansluiting op het net.  

De onzekerheid wordt veroorzaakt door de toekomst van de kerncentrales. In 2019 sloot de regering een akkoord met de eigenaren daarvan, waarin in 2027-2035 stapsgewijs de kerncentrales gesloten zouden worden. Voor ruim de helft zou dat in 2030 het geval zijn. Dit voorjaar kwamen die eigenaren daar echter op terug. De geopolitieke en economische omstandigheden zijn veranderd en is die sluiting dan nog wel verstandig?  De regering reageerde hier eerst afwijzend op, maar gaf daarna aan wel tot overleg bereid te zijn als er een duidelijk voorstel zou komen dat de schatkist geen geld zou kosten. Maar om dat geld was het de producenten natuurlijk te doen en sindsdien hangt de toekomst van een vijfde van de elektriciteitsvoorziening in de lucht. De eerste kerncentrale zou al in 2027 dicht moeten, wat nu wordt voorbereid. Het wijzigen van zo'n plan vergt nieuwe investeringen die minimaal drie jaar duren. Daar komt bij dat, als kerncentrales gesloten zou worden, er meer gascentrales nodig zijn voor als het niet waait en de zon niet schijnt. Maar in onzekerheid zal niemand daarin investeren. Het bureau AFRY verwacht zodoende dat de elektriciteitsprijzen op middellange termijn gaan stijgen.  

Op lange termijn kan dat natuurlijk anders zijn. De kosten van zon-PV zijn in Spanje 45% lager dan die elders in Europa en een combinatie van wind en zon is in beginsel een prima ruggengraat voor een elektriciteitssysteem. Nodig is dan wel een massieve verbetering van het elektriciteitsnet – niet net zoals elders in Europa, maar nog meer. Afgezet tegen de winst zijn de investeringen van de Spaanse netbeheerder fors lager dan die in Duitsland en Frankrijk en ook nog eens door regels aan banden gelegd. Elders in Europa wordt tegen 1 euro in uitbreiding van hernieuwbare elektriciteit 70 cent in het net geïnvesteerd, in Spanje is dat 30 cent. De regering is erg voorzichtig, omdat meer investeringen in het net direct tot hogere prijzen zouden leiden. Ook duurt het verlenen van vergunningen erg lang.  Maar ook het tekortschietende net leidt tot hogere kosten voor afschakeling van wind en zon, en tot onbalanceringskosten. De omvangrijke black-out in april van dit jaar heeft tot nieuwe zorgen over de leveringszekerheid gezorgd. De (minderheids-)regering wilde dat middels wetswijziging aanpakken, maar de oppositie vond het onvoldoende en hield de wetswijziging tegen. Nu wordt de verbetering middels lagere regelgeving tot stand gebracht. Op korte en middellange termijn is er dus veel te doen voordat de mogelijke voordelen van Spanje betekenis kunnen krijgen. 

“Het Spaanse elektriciteitssysteem staat onder grote druk, verkeert in onzekerheid en dat is de komende jaren niet voorbij”

Dat zien we ook aan beslissingen door de industrie. In de kritiek op verduurzaming van de Nederlandse industrie ging het in het bijzonder om de staalindustrie. Aanvankelijk zagen eigenaren van staalbedrijven in Spanje juist daar kansen. Al in 2021 sloot de grootste Europese staalfabrikant ArcelorMittal een overeenkomst met de Spaanse overheid voor een investering van 1 miljard euro in twee grote met elkaar verbonden staalbedrijven in Gijon en Sestao aan de Baskische kust, waar de overheid 460 miljoen voor over had. Hiertoe zou een project worden uitgevoerd wat later ook door staalbedrijven elders in Europa zoals Tata Steel werd voorzien: de bouw van een direct gereduceerd ijzerfabriek (DRI) met een gekoppelde elektrische vlamboogoven (EAF). In 2025 zou alles gereed zijn. Maar eind vorig jaar werd het totale project voor onbepaalde tijd uitgesteld en nu wordt alleen een EAF gebouwd van ongeveer 40% van de oorspronkelijk voorziene capaciteit. ArcelorMittal geeft als redenen de sterk verslechterde marktomstandigheden van staal en te hoge kosten voor groene waterstof. Andere staalfabrieken zijn kleiner van omvang, bestaan alleen uit EAFs, waarvan de productieomvang in totaal sinds 2008 is gehalveerd. Voor vernieuwing wordt verder aan een enkele pilot gewerkt. 

Nu zit de Spaanse overheid niet bij de pakken neer. Industrie zorgt voor een derde van het nationaal inkomen. Eind vorig jaar is een wetsvoorstel voor Industriële en Strategische Autonomie naar het parlement gestuurd. Inzet van de wet is het land te re-industrialiseren, de industrie te decarboniseren, meer regionale gelijkheid, innovatie en concurrentiekracht tot stand te brengen. Dit wordt steeds uitgewerkt in een driejarenplan. Het eerste bouwt voort op de omvangrijke EU-gelden die Spanje kreeg uit het coronafonds. Voor de periode 2021-2026 is 160 miljard euro beschikbaar en voor de uitvoering is een staatsbedrijf opgericht. Naast staal zijn er vooral raffinaderijen, cementindustrie en voedingsmiddelenindustrie. Overheidsinzet is dat de relatieve omvang van de industrie in het nationaal inkomen verder toeneemt, maar vooral in hoogwaardige bedrijven, waartoe ook datacenters worden gerekend. 

De gedachte dat in een land als Spanje staalproductie goedkoper zou kunnen zijn dan in Nederland ligt voor de hand. Het elektriciteitssysteem staat echter onder grote druk, verkeert in onzekerheid en dat is de komende jaren niet voorbij. Vernieuwing van de al bestaande staalindustrie is er net zo moeilijk als elders. De Spaanse overheid voert actief industriebeleid, waarvan uitbreiding van staalindustrie geen belangrijk onderdeel is. De kans dat er nieuwe staalfabrieken in Spanje komen lijkt klein. Het is daarom te hopen dat de gesloten overeenkomst tussen de Nederlandse overheid en Tata Steel tot verduurzaming in Nederland zal leiden. 

Pieter Boot

Pieter Boot is verbonden aan het CIEP en was sectorhoofd bij het PBL