Zoeken

Sturen met badkuipen

Auteur

Jan Paul van Soest

We kunnen slecht omgaan met absolute grenzen. Dat blijkt in het klimaatdebat, en dat blijkt de laatste paar jaar misschien nog wel sterker in het stikstofdebat, constateert Jan Paul van Soest. “Het stikstofdebat kan iets leren van de inzichten die eerder in het klimaatdebat zijn opgedaan – ook al worden die niet consequent doorgevoerd.”

De stikstofdiscussie is de laatste maanden hevig. De recente discussies over de zogeheten rekenkundige ondergrens, nu 0,005 mol/ha/jaar en volgens voorstellen naar 0,5 of 1, zijn voor wie per ongeluk het stikstofdebat binnenwandelt vrijwel niet te volgen. In de technische details verzuipt de essentie. Een poging tot verheldering: de grenswaardendiscussie draait om het al dan niet verlenen van vergunningen aan de bronnen van de stikstofverbindingen c.q. het vergunningplichtig zijn van die activiteiten.

Basis hiervoor is de gewenste natuurkwaliteit, die mede beïnvloed wordt door de stikstofverbindingen in de atmosfeer die in natuurgebieden neerslaan (depositie). Nieuwe of meer stikstofemissies door bron A mogen alleen als via modelberekeningen kan worden becijferd dat die activiteit minder dan 0,005 mol/ha bijdraagt aan de depositie op plek B. Dat is heel weinig, het land zit daardoor ‘op het stikstofslot’. Minister Wiersma van de BBB, maar ook vele anderen, claimen dat het stikstofslot open gaat als de rekengrens van 0,005 mol/ha naar 1 of 0,5 gaat. Op zichzelf klopt dat: door een nieuwe rekengrens komen plotseling veel activiteiten toch voor vergunningverlening of juist vrijstelling van vergunning in aanmerking. Alleen, dat betekent ook dat de natuur er verder op achteruit gaat. Immers, de ‘milieugebruikruimte’ voor stikstof is, gegeven de slechte staat van de natuur, inmiddels nul: de badkuip (concentratie en depositie) zit zo vol dat elke druppel (emissie) de kuip verder doet overlopen.

“Maak de badkuip minder vol, mogelijk komt er dan ruimte voor enige nieuwe instroom”

Wie het anders wil heeft verschillende ‘strategieën’ tot zijn beschikking. De eerste: ontkenning, van de oorzaak en gevolg-keten of delen daarvan. Toverwoorden: het gaat prima met de natuur, de stikstof slaat alleen maar dichtbij neer, de depositie is veel minder dan beweerd wordt, dat soort redeneringen. Prima natuurlijk als dat echt wordt aangetoond. Maar iedere poging daartoe geeft tot nu toe eerder verwarring dan helderheid. De tweede strategie: de thematiek erkennen en beargumenteren dat het belang van natuur minder zwaar moet wegen dat dat van de stikstofbronnen. Dat is in elk geval wel een faire redenering. De derde strategie: mist verspreiden over causaliteit, modellen en rekensommen. In de hoop zo extra emissieruimte te krijgen zonder gedegen onderbouwing en zonder diepgaand debat. Dat laatste is de strategie van wat er nog van de regeringscoalitie over is: VVD en BBB. Maar goed beschouwd, is het al jaren de strategie van opeenvolgende kabinetten en Tweede Kamers: geitenpaadjes zoeken in de complexiteiten van modellen en getallen, in plaats van de keuzes en afwegingen expliciet te maken. En het lastige is: deze strategie is amper te onderscheiden van de eerste strategie.

Hier valt wat te leren van het klimaatdebat. Ook in de klimaatobstructiestrategieën ziet u de parallellen: er is geen probleem, er zijn andere oorzaken, de modellen kloppen niet, het is niet zo erg . Maar de achterliggende thematiek is vergelijkbaar: het is evident dat de gebruiksruimte, in het klimaatdebat carbon budget genoemd, op is; de badkuip is vol, het water stroomt over de rand van de 1,5 graden maximale opwarming. Elke emissie (druppel) leidt tot extra opwarming. Maar hier worden vergunningen voor nieuwe activiteiten niet gebaseerd op de specifieke causale keten, wat bij het stikstofbeleid wel het geval is, en waar begrijpelijkerwijs veel discussie over is. Pogingen effecten toe te schrijven aan specifieke bronnen houden in het klimaatbeleid geen stand, zie de Shell-Milieudefensiezaak. De rechter, en overheden meestal ook, redeneert dat de effecten komen door de optelsom van alle bronnen, niet door een enkele bron in het bijzonder. Maar dat betekent wel dat er andere mechanismen moeten worden gevonden om de schaarste (namelijk nul emissieruimte) te verdelen over bronnen. Op zich zijn die in het klimaatbeleid in theorie bedacht in de vorm van onder meer (verhandelbare) emissierechten, en carbon takeback obligation en negatieve emissies (= het leegscheppen van de badkuip zodat er weer wat instroom mogelijk wordt). Die zijn nog niet consequent doorgevoerd, en de facto is gebruiksruimte nog niet op nul gezet, maar het denken begint wel steeds meer naar sturen op absolute grootheden te gaan. Daar zou het stikstofbeleid z’n voordeel mee kunnen doen. Belangrijke les in elk geval: maak de badkuip minder vol, mogelijk komt er dan ruimte voor enige nieuwe instroom.

Jan Paul van Soest

Jan Paul van Soest is partner bij De Gemeynt, samenwerkingsverband van adviseurs, denkers en entrepreneurs, zie www.gemeynt.nl