Eerder dit jaar riep het World Economic Forum (WEF) op om de coronacrisis te gebruiken om een ‘nieuwe energieorde’ te vormen. Daarmee moet de energietransitie een zet krijgen. Het is een bekend fenomeen dat crises worden aangewend om iets in beweging te krijgen. Ook nu. Toen een deel van de vraag wegviel en de olieprijzen instortten, ontstond volgens het WEF een opmerkelijke samenwerking tussen Saoedi-Arabië, Rusland en een aantal andere landen in de vorm van de OPEC+ en de G20. Deze samenwerking moest een bodem onder de olieprijzen leggen. Voor het WEF was deze samenwerking het bewijs dat landen nog steeds op één lijn kunnen komen als hun belangen samenvallen. Waarom zouden ze dat dan ook niet kunnen bij de energietransitie?
Tot nu toe verloopt die transitie te langzaam om de klimaatdoelen van Parijs te halen. Op zich is dat verklaarbaar. Gas is goedkoop en wordt door veel landen gezien als transitiebrandstof bij uitstek omdat bij de verbranding weinig CO2 vrijkomt. Nederland, dat kampt met het trauma van Groningen, is wat dat betreft een buitenbeentje.
Andere redenen waarom die energietransitie langzaam gaat zijn de hoge kosten, het verlies aan banen in de fossiele industrie, de grote economische risico’s, het gebrek aan echte doorbraaktechnologieën en de aversie van mensen tegen windmolens die het landschap verpesten.
“Omarm de energietransitie om economisch schokken te voorkomen”
Mede door de recente prijsdalingen als gevolg van de uitbraak van Covid-19 begint een consensus te ontstaan dat door internationale samenwerking bij de energietransitie prijsschokken uiteindelijk beter kunnen worden opgevangen. Voor sommige energie-experts en economen was dit de aanleiding om hun denken bij te stellen. Behalve voor een paar handige beursspeculanten is prijsvolatiliteit niet goed voor de mondiale economie. Uiteindelijk tast dat de welvaart en de stabiliteit van landen aan.
De relatie tussen duurzaamheid en prijsstabiliteit is volgens die experts simpel te verklaren. Water, wind en zon zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen, in tegenstelling tot fossiele brandstoffen, niet als geopolitiek drukmiddel door landen worden ingezet of door industriekartels worden gemonopoliseerd. Dit is een redenering die ook geharnaste klimaatontkenners kan overtuigen: omarm de energietransitie, niet omdat dit goed is voor het klimaat, maar om economisch schokken te voorkomen.
“Ik denk dat de energietransitie wenselijk en onvermijdelijk is”
Deze manier van denken is inmiddels in de hoogste regionen doorgedrongen. Christine Lagarde, de baas van de Europese Centrale Bank (ECB) pleitte al voor het uitfaseren van investeringen in fossiele energie, en die uitsluitend nog in groene investeringen te doen. President-elect Joe Biden lijkt die kant ook op te gaan. Behalve dat hij zich weer bij het klimaatakkoord van Parijs wil aansluiten, wil hij ook voor elke Amerikaanse stad met meer dan 100.000 inwoners een zero-emission openbaar vervoer, rond 2035 een pollution-free energiesector, en investeringen in innovaties om Amerika schoner te maken.
Ik denk dat de energietransitie wenselijk en onvermijdelijk is. De coronacrisis heeft daaraan een nieuw argument toegevoegd. Maar zoals gebruikelijk moeten we niet te vroeg juichen. Vier jaar zijn zo voorbij, en is de kans levensgroot dat de volgende Amerikaanse president de klok weer terugdraait. Met een handtekening onder een executive order kan Biden weliswaar weer toetreden tot het klimaatakkoord van Parijs, maar voor veel andere maatregelen heeft hij de senaat nodig, waarvan het maar de vraag is of die wil meewerken.
“Het IEA laat zien dat fossiele energie nog heel lang bij ons zal zijn”
Ook wijzen de cijfers om een langdurige transitie. Als ik kijk naar de voorspellingen van het Internationale Energie Agentschap (IEA), dan vrees ik dat ik de zegeningen van een uitstootloze wereld zelf niet meer ga meemaken. Na 2030 zal het mondiale gebruik van olie afvlakken. In het Stated Policy Scenario waarin Covid-19 in 2021 onder controle is, de economie op het niveau van voor de crisis terugkeert, en alle beleidsvoornemens op het gebied van duurzaamheid zijn uitgevoerd, zal het mondiale gasverbruik toch nog met 30% toenemen. De toename van het verbruik is geconcentreerd in Zuid- en Oost-Azië. Het gebruik van steenkool zal volgens het IEA niet terugkeren op het oude niveau en rond 2040 en voor het eerst sinds de start van de industriële revolutie in de energiemix binnen de 20% komen. Het IEA laat zien dat fossiele energie nog heel lang bij ons zal zijn. Dit wordt versterkt door het feit dat behalve de Europese Unie, Canada, Korea, het Verenigd Koninkrijk en enkele andere landen nergens echt werk van de energietransitie wordt gemaakt. Kortom, die nieuwe energieorde is nog in geen velden of wegen te zien.