De productie van groene waterstof dreigt buiten de boot te vallen bij de verbreding van de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) naar SDE++. Door een aanpassing in de regeling kan groene waterstof wel degelijk in aanmerking komen voor de SDE++ regeling waardoor de ambities uit het Klimaatakkoord een flinke stap dichterbij komen.
De SDE+ is al vele jaren het belangrijkste instrument voor het aanjagen van de energietransitie. Via deze regeling wordt jaarlijks een bedrag van €3.2 miljard vrijgemaakt om bedrijven enige mate van zekerheid te geven waardoor maatschappelijk wenselijke investeringen kunnen worden aangemoedigd. De regeling gaat op de schop: vanaf 2020 zal niet alleen hernieuwbare energieproductie worden gestimuleerd, ook andere CO2 reducerende opties komen in de SDE++ regeling in aanmerking.
In juli heeft PBL een concept advies uitgebracht waarin het aangeeft welke CO2 besparende opties als eerste in aanmerking zouden kunnen komen. Het gaat om elektrificatie in de industrie via warmtepompen, e-boilers en waterstof, hergebruik van restwarmte, carbon capture and storage (CCS) en warmte-koude opslag (WKO) in de tuinbouwsector. Het ministerie van EZK heeft aangegeven dat de SDE++ stap-voor-stap wordt uitgebreid en dat andere opties de komende jaren kunnen worden toegevoegd als dat wenselijk is.
Voor elke optie heeft PBL berekend wat de subsidie intensiteit is. In onderstaande figuur zie je dit weergegeven waarbij elk staafje de subsidie intensiteit van een sub-categorie weergeeft. Links staan de hernieuwbare energieproductie opties die al kwalificeren onder de huidige SDE+ regeling. Rechts (WKO in glastuinbouw tot en met CCS) staan de CO2 besparende opties die waarschijnlijk zullen worden toegevoegd on de SDE++. Hieruit kan je concluderen dat:
• de subsidie intensiteit van CO2 besparende technologieën concurrerend is met de goedkopere opties voor hernieuwbare productie zijnde windenergie, zon-PV, geothermie, biomassa-vergisting en verbranding.
• de duurdere opties voor hernieuwbare energieproductie zoals waterenergie, zonthermie en biomassavergassing in zijn geheel niet kunnen concurreren met CO2 besparende opties in de industrie; deze zullen waarschijnlijk niet meer aan bod komen in de SDE++ omdat de middelen dan reeds zijn vergeven.
• sommige CO2 besparende opties voor WKO en restwarmte hergebruik een negatieve CO2 prijs hebben, hetgeen een indicatie is dat de technologie in sommige gevallen nu al rendabel kan worden toegepast, ook zonder SDE++ subsidie.
In mijn eerdere bijdrage ‘SDE++, een stap achteruit?’ heb ik aangegeven dat de verbreding van de SDE+ het risico met zich mee brengt dat goedkope industriële CO2 reducerende technologieën de groei van hernieuwbare productie technologieën kan verdringen. Deze risico’s zijn nog steeds aanwezig. Daar komt nog een aspect bij. Niet alleen de duurdere hernieuwbare productie opties, ook de duurdere CO2 besparende opties komen niet goed uit de verf. Zo ook het produceren van groene waterstof door elektrolyse.
“Elektrolyser verdient zich pas na 8000 draaiuren terug en bespaart geen CO2-uitstoot.”
PBL heeft namelijk aangenomen dat de elektrolyser 8000 uren moet draaien om de relatief hoge investering terug te kunnen verdienen, waardoor de elektrolyser geen CO2 bespaart. Immers, het apparaat draait zowel op momenten dat er veel productie is van groene stroom als ook momenten dat het windstil is en de zon niet schijnt en er gas- of kolencentrales draaien om de elektrolyser te voeden. Veertien grote industriële bedrijven stuurden een brief aan Minister Wiebes waarin zij voorzien dat een belangrijk doel uit het Klimaatakkoord niet zal worden gehaald, namelijk om in 2030 3 tot 4 GigaWatt geïnstalleerd vermogen aan elektrolysers te hebben gerealiseerd. In de Tweede Kamer heeft Minister Wiebes aangegeven dat we groene waterstof echt te kort doen als we het laten meeconcurreren in de SDE++. Hij wil groene waterstofproductie op andere manieren stimuleren en denkt hierbij vooraleerst aan de DEI-regeling voor demonstratieprojecten.
“Eenmalige investeringssubsidie voldoet niet”
Op basis van economische analyses die wij als Recoy hebben gedaan met betrekking tot de haalbaarheid van groene waterstof-productie, ben ik van mening dat de DEI-regeling volstrekt onvoldoende zal zijn om investeringen in groene waterstofproductie te realiseren. Net als bij hernieuwbare energieproductie is er een meerjarige afdekking van de onrendabele top nodig en niet een eenmalige investeringssubsidie. De DEI-regeling kan deze niet leveren. Een goed gestructureerde SDE++ regeling kan dit wel.
Het is mogelijk om deze impasse te doorbreken. Bijvoorbeeld door een aanpassing in de SDE++ regeling waarbij in plaats van de aanname van 8000 draaiuren wordt uitgegaan van een lager aantal draaiuren zoals dat in het concept advies van PBL ook wordt voorgesteld voor e-boilers. Hier wordt aangenomen dat de door de e-boiler geconsumeerde elektriciteit voor maximaal 2000 vollasturen CO2-vrij wordt geproduceerd. Hierdoor kan er wèl van een CO2 besparing worden uitgegaan. Mijn voorstel is om verschillende subcategorieën te maken bijv. voor max 2000, 4000 of 6000 vollasturen, waarbij voor elke subcategorie een andere CO2 besparing geldt. Immers, bij meer vollasturen zal de elektrolyser ook draaien als de elektriciteit voor een gedeelte zal worden opgewekt door bijvoorbeeld gas. Toch kan de combinatie van hoger aantal vollasturen maar een lagere CO2 besparing per geproduceerde kilogram waterstof nog steeds een betere business case opleveren.
“Leer van wind op zee”
Een andere optie is om een voorbeeld te nemen aan hoe wind op zee een aantal jaren geleden is gestimuleerd. Er is toen onder de SDE regeling een tender uitgeschreven voor het realiseren van wind-op-zee projecten waardoor in 2015 Luchterduinen (129 MW) en in 2017 Gemini (600 MW) gerealiseerd konden worden. De tenderprijs was met 16,9 resp. 18,1 eurocent/kWh aanmerkelijk hoger dan andere hernieuwbare productie-opties, maar achteraf kunnen we concluderen dat deze aanpak succesvol is geweest. Immers, met de opgedane ervaring konden later de subsidie-vrije projecten worden gerealiseerd voor de Hollandse kust.
Zo kunnen we er ook voor kiezen om bijvoorbeeld een 20 MW elektrolyser te tenderen in 2020 en een 100 MW elektrolyser in 2021, als opmaat voor de 300 MW en uiteindelijk GW-schaal. Op deze manier kunnen de ambities uit het Klimaatakkoord voor wat betreft groene waterstofproductie worden gerealiseerd.