Het klimaatvraagstuk wijkt op één essentieel punt af van de meeste andere netelige kwesties waarmee een toekomstig kabinet te maken krijgt: het is een mondiaal probleem. De maatregelen die een klein land als Nederland kan nemen, zijn daardoor helaas verwaarloosbaar, afgezet tegen de beoogde en noodzakelijke uitkomst: een wereldwijd klimaatneutraal energiesysteem. Dat geldt in mindere mate zelfs voor Europa als geheel, dat verantwoordelijk is voor minder dan 10% van de wereldwijde emissies.
De overige nationale beleidsdossiers zijn wat dit betreft overzichtelijker. We kunnen bijvoorbeeld de stikstofproblematiek effectief bestrijden door hier en nu in te grijpen. Dat betekent niet dat dit eenvoudig is – de belangen van de veelal invloedrijke betrokkenen zijn groot en botsen vaak frontaal – maar er is een duidelijke, aantoonbare relatie tussen beleid, uitvoering en resultaat. Je kunt in beginsel vandaag besluiten om de veestapel te halveren en de uitstoot zal, mits het beleid ook wordt uitgevoerd (altijd onzeker in dit land van polderaars en gedogers), dramatisch dalen.
“En toch is het klimaatkonijn, dixit ‘klimaatpaus’ Ed Nijpels, levensgroot uit de hoge hoed gekomen”
Die ‘luxe’ positie heeft het klimaatbeleid dus niet. Dat kampt om te beginnen met alle maatschappelijke tegenstellingen waar andere controversiële dossiers mee te maken hebben én tot overmaat van ramp met een gebrek aan klimaatrendement. Desondanks heeft het thema zich naar de top van de politieke agenda weten te werken, zijn ambitieuze klimaatdoelstellingen overeengekomen, vult het land zich met windmolenparken en zonnepanelen en maakt aardgas voorzichtig plaats voor alternatieven. En dit alles met als voornaamste argument dat we nu moeten handelen, omdat we anders onze kinderen en kleinkinderen een woestenij zullen nalaten.
Hoe hebben de milieubeweging en in haar kielzog milieubewuste politici en bestuurders dit voor elkaar gekregen? Partijen die klimaatverandering het voortvarendst willen aanpakken, in het bijzonder Groen Links, de PvdA en D66, hebben samen bij lange na geen meerderheid in het parlement. Het grootste deel van het electoraat maakt zich vooral druk om andere als dringender ervaren zaken: zorg, onderwijs, werk, pensioenen, enzovoort. En toch is het klimaatkonijn, dixit ‘klimaatpaus’ Ed Nijpels, die dit bij de start van het derde Kabinet Rutte voorspelde, levensgroot uit de hoge hoed gekomen.
Om te beginnen hebben we natuurlijk te maken met de internationale context. Het besef dat de aarde door toedoen van de mensheid ongekend snel opwarmt, is niet van vandaag of gisteren. Wetenschappers waarschuwden tientallen jaren geleden al dat het uit de hand zou lopen. De eerste klimaatconferentie van de VN, in Rio de Janeiro, dateert van 1992. Het klimaatverdrag dat het resultaat was van deze Earth Summit vormt het raamwerk van latere verdragen, waarvan het Kyoto-Protocol en het Akkoord van Parijs de bekendste zijn. Nederland is een van de 197 landen die deze overeenkomsten hebben ondertekend en dat schept nu eenmaal verplichtingen.
“Alle doelen en ambities in Nederland en andere EU-lidstaten zijn en blijven nationale druppels op een internationale gloeiende plaat”
Een ander aspect is dat de energietransitie tot nu toe, afgezien van het verzet tegen een windmolenpark hier of daar of lokale plannen om wijken snel van het gasnetwerk los te koppelen, redelijk rimpelloos is verlopen. Het raakt de meeste burgers nog niet zo. Dat gaat veranderen. De komende jaren zullen, als de plannen in Brussel en Den Haag in de praktijk worden gebracht, woonwijken versneld worden verduurzaamd, gaan de energiebelastingen omhoog, wordt autorijden op benzine en diesel flink duurder en komt er in het algemeen een forse klimaatpremie op de kosten van het levensonderhoud, naar verhouding het meest voor mensen met een smalle beurs.
En het is precies daar waar vanaf nu de schoen meer dan ooit zal wringen. Alle doelen en ambities in Nederland en andere EU-lidstaten zijn en blijven nationale druppels op een internationale gloeiende plaat. Het frame van groene politici en klimaatactivisten, dat windmolenparken en zonneweiden op ons land, aardgasloze wijken, elektrisch vervoer, duurdere vliegtickets en de rest noodzakelijk zijn om volgende generaties een leefbare, biodiverse planeet na te laten of overstromingen zoals recentelijk in Limburg, Wallonië en de Duitse Eiffel te voorkomen, is om die reden goedbedoelde maar holle retoriek die het draagvlak onder de energietransitie juist ondermijnt. Het zou kunnen kloppen als althans de grootste vervuilers op aarde – denk aan de Verenigde Staten, China, India en andere snelgroeiende economieën – met evenveel elan mee zouden doen. Op dat punt zijn de tekenen helaas niet gunstig. De VS blijven een onzekere factor. Het land heeft het Akkoord van Parijs weliswaar weer omarmd, maar het zal niemand verbazen als de Trumpisten begin 2023 dankzij de manipulaties van de republikeinen de meerderheid in het Amerikaanse Congres verwerven en vanaf dat moment het ambitieuze klimaatbeleid van de regering-Biden systematisch zullen frustreren.
“We lijken te zijn vergeten dat verduurzaming om allerlei redenen verstandig en noodzakelijk is”
China zegt te willen verduurzamen en zet ook stappen, maar heeft daarnaast duidelijk gemaakt dat groei en armoedebestrijding hoofddoelen van het bewind blijven. Voor opkomende naties in Azië, Afrika en Zuid-Amerika geldt hetzelfde. Deze landen willen economisch vooruit en daar hebben ze de goedkope energie voor nodig die duurzame bronnen hun (nog) niet kunnen bieden, althans niet voldoende. Tenslotte zijn er landen die voor hun inkomsten grotendeels afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen: Saoedi-Arabië en andere staten in het Midden Oosten, Rusland, Venezuela. Over die groep door corrupte autocraten geleide staten hoeven we ons al helemaal geen illusies te maken.
Dus wat te doen? Om te beginnen ophouden met het stellen van steeds ambitieuzere klimaatdoelen met bijbehorende CO2-reductiepercentages. Politici in binnen- en buitenland excelleren daarin. Er gaan inmiddels percentages van 65% reductie in 2030 rond, terwijl men nu al grote vraagtekens kan zetten bij het maatschappelijke en politieke realiteitsgehalte van de in EU-verband afgesproken 55%. We kunnen het energietransitiebeleid beter koppelen aan vraagstukken die hier en nu lokaal en regionaal moeten en kunnen worden opgelost. We lijken te zijn vergeten dat verduurzaming om allerlei redenen verstandig en noodzakelijk is. Minder fossiele brandstoffen verbranden betekent ook betere luchtkwaliteit en minder importafhankelijkheid van dictatoriaal geregeerde landen. Meer energie-efficiëntie verhoogt het wooncomfort en kan, met de juiste financiële instrumenten, ook ten goede komen aan het minst draagkrachtige deel van de bevolking. Zonnepanelen leveren niet alleen goedkope elektriciteit maar zijn ook een prima investering in deze tijd van extreem lage spaarrentes.
“Laten we eindelijk eens beseffen dat we het klimaatvraagstuk niet kunnen oplossen zonder technologische doorbraken”
Bij al deze zaken staat voorop dat burgers mee moeten willen doen. Dat lukt in onze vrije samenleving alleen als er aantoonbaar een verband bestaat tussen lokale inspanningen en liefst snel waarneembaar resultaat; de voordelen van verduurzaming moeten op korte termijn voelbaar zijn. Dat heeft waarschijnlijk tot gevolg dat niet alles volgens de marsroute van het klimaatakkoord of de Brusselse ambities zal verlopen. Dat is, wat de aanzeggers van de Apocalyps ook mogen beweren, ook helemaal niet erg. Laten we eindelijk eens beseffen dat we het klimaatvraagstuk niet kunnen oplossen zonder technologische doorbraken. En die gaan er komen: de wereld van 2050 zal er anders uitzien dan die van vandaag zoals die van nu er anders uitziet dan die van 50 jaar geleden. We zullen de overvloedige energie van de zon steeds efficiënter leren gebruiken om elektriciteit en duurzame waterstof te produceren. Onze economieën zullen circulair zijn. Als rijke landen zoals Nederland zich daarop concentreren, bewijzen ze de wereld een grotere dienst dan in hun eigen achtertuin met stoom en kokend water maatregelen op te leggen die alleen maar op veel maatschappelijke weerstand kunnen rekenen.
Wie vooruit wil zal af en toe bereid moeten zijn om een stap terug te doen.