Zoeken

Subsidies voor energietransitie vragen commitment en transparantie

Auteur

Bert Tieben

De nieuwe coalitie reserveert 35 miljard euro voor een Klimaat- en transitiefonds. In de ogen van Bert Tieben is het van groot belang transparant te zijn over de resultaten van de subsidies voor energietransitie en verduurzaming.

In Buggenum (Limburg) aan de Maas stond ooit de Willem-Alexandercentrale. Dit was de eerste elektriciteitscentrale met kolenvergassingstechnologie. Bij kolenvergassing wordt steenkool onder hoge temperatuur omgezet in synthesegas. Na reiniging voedt dit gas de turbine waarmee elektriciteit wordt opwekt. De vergassing heeft als voordeel dat er minder luchtvervuiling is in vergelijking met gewone kolengestookte centrales. De kolenvergasser is ongeveer even schoon als een aardgascentrale.

Een ander voordeel van kolenvergassing is dat de CO2 kan worden afgevangen voor verbranding. Om deze reden besloot eigenaar Nuon de centrale in 2010 gereed te maken voor het afvangen van CO2. De investering van 40 miljoen euro ontving van het ministerie van Economische Zaken een subsidie van 10 miljoen euro via de Unieke Kansenregeling (UKR). Het doel van deze regeling was om de marktintroductie van nieuwe technieken te versnellen, die een bijdrage kunnen leveren aan de verduurzaming van de energiehuishouding. Nuon zag de investering in Buggenum als een experiment. Bij deze kleine centrale (253 MW) kon het bedrijf ervaring opdoen met het afvangen van CO2. Het doel was toepassing op grote schaal in de Magnumcentrale in Eemshaven (1.300 MW). Een mooi voorbeeld van learning-by-doing als innovatieproces

“Hoe kon de kolenvergasser zo snel afglijden van ‘unieke kans’ tot desolaat industrieterrein?”

Maar kolenvergassing is bij de Magnumcentrale nooit van de grond gekomen, mede door verzet van milieuorganisaties. De Willem-Alexandercentrale sloot op 1 april 2013 zijn deuren en werd vervolgens afgebroken. Op vakantiebezoek kon ik onlangs met eigen ogen waarnemen dat er niets meer resteert van deze centrale in het Leudal. Je vraagt je af wat er gebeurd is. Hoe kon de kolenvergasser zo snel afglijden van ‘unieke kans’ tot desolaat industrieterrein?

De economie speelt een belangrijke rol in de verklaring. De wereldwijde neergang na de financiële crisis van 2008 duurde veel langer dan gedacht. Dat was te merken aan de stroomprijs die fors onderuit ging. Als gevolg hiervan raakten in Nederland vooral de gascentrales in de problemen. Vele werden gesloten of gingen in de mottenballen. Kennelijk was ook het rendement van de kolenvergasser onvoldoende. Maart 2013 kondigde Nuon de sluiting aan van de Willem-Alexandercentrale vanwege “de te verwachten exploitatieverliezen.”

Wat ongetwijfeld ook een rol heeft gespeeld. was het snel veranderende sentiment rond kolencentrales. Het in 2013 gesloten Energieakkoord voorzag in sluiting van de oudere generatie kolencentrales. Daar viel de Willem-Alexandercentrales met bouwjaar 1993 in principe ook onder. Maar waarom was er geen oog voor het experimentele belang van deze centrale? ‘Schoon fossiel’ was een van de pijlers onder het energietransitiebeleid. In Buggenum werd voor het eerst daadwerkelijke ervaring opgedaan met CO2-afvang in een elektriciteitscentrale, voorwaar een unieke kans. Dat was de rijksoverheid 10 miljoen euro waard. Het maximale subsidiebedrag onder de UKR.

“De les in dit geval is dat de stap van idee naar uitvoering in de energietransitie een hele lastige is”

Bij de sluiting was er beperkt rumoer over het verdwijnen van 130 banen, maar niemand heeft ooit een vraag gesteld over het verdampen van 10 miljoen subsidie. Zover ik weet is de UKR nooit geëvalueerd en ook immer kritische Kamerleden hebben er nooit naar gevraagd. Dat is jammer, want ook van een mislukking valt te leren.

De les in dit geval is dat de stap van idee naar uitvoering in de energietransitie een hele lastige is. Er zijn uitgebreide wetenschappelijke programma’s geweest rondom CO2-afvang en opslag (CATO) en ook in andere delen van het land waren grote ambities met de technologie, zoals het ROAD-project in Rotterdam (Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject). Deze programma’s zijn allemaal gestopt.

Het nieuwe toverwoord is ‘groene waterstof’. Weer worden er wetenschappelijke programma’s en pilots opgestart waarvoor subsidie wordt aangevraagd en ruimhartig toegekend. Dit voorjaar werd bekend dat het kabinet maximaal 338 miljoen euro toekent uit het Groeifonds voor het voorstel Groenvermogen. Het doel van het voorstel is om toepassingen van groene waterstof in onder meer de chemie, transport, en zware industrie versneld mogelijk te maken door innovatie en kostenreductie.

Het kabinet ziet vooral economische kansen in het R&D-programma, in combinatie met de kleinschalige demonstratieprojecten. Dat is begrijpelijk, gezien het belang van waterstof voor de energie-intensieve industrie. Die sector is een van de grootste waterstofconsumenten van Europa.

“Je kunt niet verwachten dat elke innovatie een succes wordt. Integendeel, mislukkingen zijn onderdeel van het leerproces”

Maar bij de uitvoering spelen dezelfde risico’s als in het geval van Buggenum. Wat gebeurt er als het economische tij tegenzit? Een risico dat niet ondenkbeeldig is in de sectoren waarover we praten. Mogelijke toepassingen liggen bij het gebruik van waterstof als grondstof voor chemische producten, zoals ammoniak of methanol en als brandstof voor industriële processen die veel hitte nodig hebben, zoals staalproductie. Staal is gezien de mondiale concurrentie niet echt een stabiele activiteit. Er is al jaren discussie over de toekomst van Tata Steel in Nederland. Datzelfde geldt voor bepaalde onderdelen van de chemie. Nog zeer recent kondigde chemieconcern Sabic aan een van zijn twee naftakrakers in Chemelot te willen sluiten, omdat elders de milieuregels minder streng zijn.

Gaan we straks weer accepteren dat subsidiegeld stilzwijgend verdampt omdat bedrijven hun investeringen staken “om economische redenen”? Innoveren vraagt experimenteren. Je kunt bovendien niet verwachten dat elke innovatie een succes wordt. Integendeel. Mislukkingen zijn onderdeel van het leerproces. Maar we kunnen van de subsidieontvangers wel een stevig commitment vragen om demonstratieprojecten ook daadwerkelijk te realiseren. Een harde eis is wat mij betreft dat de voortgang en resultaten van demonstraties adequaat worden gemonitord en gepubliceerd, ook als het experiment mislukt. Er zullen nog vele belastingeuro’s naar de energietransitie vloeien. De burger heeft er recht op om te weten wat er met dat geld gebeurt.

Bert Tieben

Bert Tieben is methodoloog en expert energie & duurzaamheid bij SEO Economisch Onderzoek