Zoeken

Voor echte energietransitie is systeemverandering nodig

In columns en opinieartikelen wordt op EnergiePodium veel aandacht besteed aan de politieke, organisatorische en technische aspecten van de energietransitie. In de serie Op Kop gaat het juist om de mensen en bedrijven die met de poten in het bluswater staan. Hoe vergaat het ze in de kopgroep? Is het vooral flink afzien of geeft de wetenschap dat de finish dichterbij komt (?) ook veel energie en voldoening? In deze aflevering: Césare Peeren, medeoprichter van internationaal architectencollectief Superuse en eigenaar van Superuse on Site (S.os).

Om maar met de deur in huis te vallen: architect Peeren hoort eigenlijk niet in deze rubriek thuis, want hij is zeer kritisch over de energietransitie zoals die in Nederland vorm wordt gegeven. En als hij al een koploper is, dan toch vooral op het gebied van circulariteit en, sinds 2015 met S.os, passief bouwen. “Tijdens onze studie Bouwkunde aan de TU Delft bleken Jan Jongert en ik er dezelfde filosofie over architectuur op na te houden”, vertelt hij in zijn woning uit 1895 in de Gerard Scholtenstraat in Rotterdam. “We waren vreemde eenden in de bijt binnen de TU Delft en zijn dat in zekere zin ruim een kwart eeuw later nog steeds binnen de architectenwereld. Toen we in 1997 ons eigen architectenbureau oprichtten, was circulariteit nog totaal geen issue. Bij ons was het van meet af aan een volwaardig onderdeel van onze geïntegreerde aanpak en visie. Dat is het nog steeds, al hebben inmiddels veel meer architectenbureaus circulariteit omarmd. Begrijpelijk, want de bouweconomie moet in 2050 100% circulair zijn.”

“Ook in energetisch opzicht is het veel beter om het woningtekort op te lossen door de bestaande woningvoorraad anders en efficiënter te gebruiken”

‘Een ontwerp wordt niet beschouwd als het begin van een lineair, maar circulair proces: een fase in een continue cyclus van creatie en recreatie, gebruik en hergebruik’, luidt de eerste zin van de visie van Superuse, waar volgens Peeren tot op de dag van vandaag consequent aan wordt vastgehouden.

“Die visie was een reactie op achtereenvolgens de industriële revolutie en een samenleving die volledig op het toenmalige overschot aan fossiele brandstoffen werd afgestemd. Dat heeft welvaart gebracht in grote delen van de wereld, maar ook veel ellende veroorzaakt, in de vorm van oorlogen om schaarse grondstoffen en een aarde die bijna volledig is uitgeput. Vast staat dat we zo niet kunnen doorgaan. Dat is ook niet nodig: Laten we koesteren wat er nu is, bijvoorbeeld in de gebouwde omgeving, en de al aanwezige materialen voortaan eindeloos blijven hergebruiken. De productie van nieuw staal of beton is niet nodig, er zit meer dan genoeg in bestaande gebouwen om de rest van ons leven te blijven transformeren, recyclen en hergebruiken. Een miljoen nieuwe woningen bouwen? Ook in energetisch opzicht is het veel beter om te kijken of we het woningtekort kunnen oplossen door de bestaande woningvoorraad anders en efficiënter te gebruiken.”

“Windturbines hebben een maximale levensduur van 30 jaar, maar worden doorgaans al na een jaar of 12 afgeschreven, gesloopt en gedumpt”

Zonder terug te willen naar vroeger, pleit Peeren ook voor een herwaardering van integrale woon- en leefgemeenschappen die op onder andere voedsel- en energiegebied zelfvoorzienend zijn. “Die zijn goeddeels verdwenen door de industriële revolutie en door onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, die er onder andere toe heeft geleid dat bijna iedereen minstens één auto heeft. Mijn grootste probleem met de energietransitie is misschien wel dat-ie de bestaande extreem verspillende samenleving en leefwijze als uitgangspunt neemt. We moeten vooral op dezelfde voet kunnen blijven doorgaan, maar dan zonder fossiele brandstoffen. En dus wordt uitgerekend hoeveel TeraWatt aan duurzaam opgewekte energie er nodig is om niet alleen datacenters, maar ook het bestaande wagenpark te elektrificeren. Die elektriciteit wordt vervolgens opgewekt door zonnepanelen en windturbines, die gemaakt zijn van materialen die totaal niet duurzaam en circulair zijn. Windturbines zijn bijvoorbeeld gemaakt van staal en kunststof/epoxy, dat wordt geproduceerd met heel veel niet-recyclebare fossiele grondstoffen. Ze hebben een maximale levensduur van dertig jaar, maar worden doorgaans al na een jaar of twaalf afgeschreven, gesloopt en gedumpt. Daarmee vergeleken is de oeroude, klassieke Nederlandse windmolen voor mij het ultieme voorbeeld van circulair bouwen. Met hout en riet voorop werden immers bouwmaterialen gebruikt die lokaal voorhanden waren. Bovendien was sprake van modulaire bouw: zo’n oeroude windmolen kan keer op keer heel gemakkelijk worden gedemonteerd en verplaatst. Veel windmolens werden bovendien gebruikt om het door lokale boeren geteelde graan te malen voor lokale bakkers. Het hele systeem was dus anders. Veel meer gericht op de directe omgeving en minder afhankelijk van mobiliteit.”

“Aan de dominantie van de auto in onze levens ligt een even gigantische als meedogenloze lobby van de auto-industrie ten grondslag”

Bottom-line, voegt Peeren er aan toe, is dat er een systeemverandering nodig is. “De mobiliteitsproblematiek los je niet op door alle auto’s elektrisch te maken, maar door de mobiliteitsnoodzaak drastisch te verminderen. Dat betekent onder andere minder vliegen en veel minder autorijden. Dat laatste vraagt om een heel andere inrichting van steden en organisatie van onze samenleving. Dat lijkt een onmogelijke opgave, maar de auto is in feite nog maar een halve eeuw dominant in onze levens, de samenleving en het straatbeeld. Aan die dominantie ligt een even gigantische als meedogenloze lobby van de auto-industrie ten grondslag. Die kunnen we ongedaan maken door een toekomstbeeld te schetsen dat aantrekkelijker is dan de huidige werkelijkheid. Ik denk dat het mogelijk is.”

Sterker nog, met Jongert en zijn collega’s binnen het architectencollectief probeert Peeren zijn visie al sinds 1997 consequent in de praktijk te brengen. Sceptici omschrijven de gerealiseerde projecten als druppels op de gloeiende plaat, maar als dat zo is zijn het toch op z’n minst inspirerende druppels op de gloeiende plaat. Neem de Gerard Scholtenstraat, waar beide oprichters van Superuse anno 2024 nog steeds wonen. Peeren: “In 1997 waren er vergevorderde plannen om de hele straat te slopen, om plaats te maken voor een nieuwe woonwijk. Wij hebben alle bewoners gemobiliseerd en met succes een stokje gestoken voor de sloopplannen, op voorwaarde dat we het onderhoud en de verduurzaming voortaan zelf zouden gaan organiseren en financieren. Inclusief nieuwe funderingen hebben we dat gedaan. Het grote voordeel ten opzichte van sloop/nieuwbouw, is dat de sociale cohesie in de straat goeddeels behouden is gebleven.”

“Mijn woning is zoveel mogelijk op de zon georiënteerd en heel goed geïsoleerd met behulp van hergebruikte PIR-platen en gordijnen”

De woning van Peeren mag bijna 130 jaar oud zijn, het energieplaatje is behoorlijk duurzaam. “Daarbij trek ik samen op met mijn buren. Mijn woning is zoveel mogelijk op de zon georiënteerd en heel goed geïsoleerd met behulp van hergebruikte PIR-platen en gordijnen. Daardoor verbruiken we met z’n vijven net zoveel energie als een 1,1-persoons huishoudens en houden we warmte over om aan de buren te leveren. De gasgestookte cv-ketel heeft plaats gemaakt voor een energetisch uiterst efficiënte houtvergasser, die voor vloer- en wandverwarming zorgt. Als brandstof fungeert snoeihout en afvalhout dat we onder andere uit bouwcontainers in de buurt halen. Voor zover mogelijk in zo’n oude woning hebben we daarnaast elementen van het ‘passiefhuis’ toegepast. Boven de openslaande deuren aan de zuidkant zijn bijvoorbeeld zonnepanelen aangebracht die ’s zomers tevens als zonwering fungeren. En bij het raam in de noordgevel, in een van de ruimten die minder worden verwarmd, houden plisségordijnen ’s winters verrassend veel kou buiten.”

“Collectief Ecosysteem Boschgaard in Den Bosch laat zien dat er wel degelijk synergiemogelijkheden zijn tussen de circulaire en de energietransitie”

Als zonnepanelen en windturbines als exponenten van de energietransitie op gespannen voet staan met de circulaire transitie, zoals Peeren betoogt, dan bewijst Collectief Ecosysteem Boschgaard in ’s-Hertogenbosch volgens hem dat er wel degelijk synergiemogelijkheden zijn. “Naar een idee van Superuse, is een voormalig buurthuis getransformeerd in een woon- en leefcomplex met negentien wooneenheden voor voormalige krakers, studenten, starters, woongroepen en gezinnen. Alle benodigde bouwmaterialen zijn in de directe omgeving geoogst, er is letterlijk niets uit de bouwmarkt gehaald. Bijna 85% van de in het complex verwerkte materialen is secundair, tegen een landelijk gemiddelde van 8%.”

Dankzij een goede oriëntatie op de zon, zeer hoogwaardige isolatie van de buitenschil, veel zonnepanelen en gebruik van aardwarmte, is Boschgaard bovendien energetisch vrijwel zelfvoorzienend. “Bovendien is het complex klimaatadaptief en biodiversiteit-versterkend door opvang van al het regenwater, een groen dak in zware kwaliteit, begroeide gevels en de combinatie met een stadsakker, waar door de bewoners en mensen uit de buurt groenten en fruit worden verbouwd,” somt Peeren op. “Op een groot deel van dat stuk grond zouden eerst 45 parkeerplaatsen komen maar in plaats daarvan, en daar hebben we hard voor moeten knokken, zijn er drie deelauto’s gekomen.”

Naast Superuse was ook Superuse on site (S.os) nauw betrokken bij de ontwikkeling en realisatie van Boschgaard. Peeren: “Ik ben dat bedrijfje in 2016 begonnen en de naam zegt het al: Ook in dit geval heb ik een tijdje deels op de locatie gewoond om te doorgronden hoe de bewoners echt wilden wonen en om hun wensen en eisen te vertalen naar het concept. Dat is in dit geval uitzonderlijk goed gelukt. Het kán dus wel, het verdient navolging en het is in ’s-Hertogenbosch de ‘talk of the town’, mede dankzij Koning Willem-Alexander die begin vorig jaar een geslaagd werkbezoek bracht aan Boschgaard.”

Tekst: Cees de Geus

Grote foto: Superuse / kleine foto: Lenny Oosterwijk