Zoeken

‘We komen nu in de sociale fase van de energietransitie’

Van de ambitie naar de praktijk. Dit was het centrale thema van Energiepodium Debat 2023. Hoe brengen we de energietransitie daadwerkelijk verder en hoe voorkomen we dat we blijven hangen bij beleidsdoelstellingen en streefdoelen? Hierover debatteerden vier vooraanstaande sprekers uit de energiesector, een deskundig panel én het aanwezige publiek met elkaar tijdens deze elfde editie van het Energiepodium Debat.

Onder leiding van journalist en presentatrice Diana Matroos deelden Kees Vendrik (voorzitter Nationaal Klimaatplatform), Resi Becker (CEO Essent), Donald Pols (directeur Milieudefensie) en Ellen van der Werff (universitair hoofddocent sociale psychologie Rijksuniversiteit Groningen) tijdens het debat een inhoudelijke bijdrage en gaven ze de opmaat voor reflectie op prikkelende stellingen. Een kritisch panel, waar Sanne Akerboom (universitair docent Regulering en Governance van de energietransitie Universiteit Utrecht), Orla McDonald (redacteur klimaatbeleid Financieele Dagblad) en Marien Boonman (sectorlead Energiesysteem KEK), deel van uitmaakten, reflecteerde vervolgens op de kernboodschap van de sprekers.

Jan Willem van Hoogstraten, CEO Energie Beheer Nederland en gastheer van het Energiepodium Debat, benadrukte in zijn welkomstwoord het belang van versnelling van de energietransitie. Van Hoogstraten: “Velen denken dat Nederland een behoorlijk schoon land is. Toch blijkt uit de cijfers dat Nederland niet bepaald het schoonste jongetje van de Europese klas is. In Nederland wekken we van alle Europese landen onze elektriciteit op met procentueel de meeste fossiele brandstoffen. Dat betekent dat we zonne- en windenergie écht nodig hebben om niet meer het ‘vieste’ jongetje van de klas te zijn. Om de benodigde omslag te maken, moeten we de urgentie van de energietransitie meer voelen en als burger, bedrijf en overheid onze verantwoordelijkheid nemen. Het is aan de overheid hier structuur in aan te brengen.” Matroos legde vervolgens de vinger op de zere plek van deze omslag door aan te geven dat burgers, bedrijven en de overheid ook vaak naar elkaar wijzen voor wie de verantwoordelijkheid op zich moet nemen.

“Grote bedrijven moeten een grotere verantwoordelijkheid nemen in de transitie”

“Het is niet alleen belangrijk om op de energietransitie te focussen vanuit een industrieel perspectief. We moeten ook kijken naar hoe we dit maatschappelijk en bij de burger kunnen realiseren. Daarin moeten we niet vergeten om de burger daarbij echt te helpen.” Hiermee voerde Kees Vendrik de eerste stelling aan: De overheid moet zich bij verduurzamen nu primair richten op het ondersteunen van mensen met een smalle beurs. Deze stelling vormde de inhoudelijke opening van het debat en sloot aan bij de boodschap die Vendrik bracht: "Laat het kabinet alles uit de kast halen om deze mensen te helpen aan een veilige en beheersbare energierekening." Akerboom voegde hieraan toe dat deze ondersteuning niet op zichzelf moet staan. De groep die het meest lijdt onder de hoge energieprijzen, kampt vaak ook met andere (maatschappelijke) problemen. Overkoepelend benadrukte Akerman dat ‘de burger’ niet moet worden vergeten bij het zoeken naar oplossingen voor bredere maatschappelijke problemen. Over hoe mensen met een smalle beurs dan moeten worden geholpen, verschilden de aanwezigen van mening. Zo stelden verschillende deelnemers dat we de energietransitie en inkomenspolitiek niet door elkaar moeten halen.

Moet het bedrijfsleven beter zijn verantwoordelijkheid nemen binnen de energietransitie? In reactie op deze vraag stelde Pols dat klimaatbeleid zou moeten gaan over wie welke verantwoordelijkheid neemt. Pols: "Grote bedrijven moeten een grotere verantwoordelijkheid nemen in de transitie. Vaak wordt gesteld dat Nederland als klein land niet altijd veel macht heeft tegenover de grote (vervuilende) multinationals. Hier is een simpele oplossing voor. Veel van de grote vervuilers krijgen subsidies. Als maatschappij en als overheid kunnen we met milieu- en duurzaamheidseisen voorwaarden stellen aan de inzet van dit gemeenschapsgeld. Daarnaast kan de overheid van het bedrijfsleven eisen dat men naast verantwoordelijkheid ook regie neemt." Tegelijkertijd wordt bij 'de burger’ de behoefte aan zelf-regie binnen de energietransitie steeds groter, betoogde Becker. Zij stelt dan ook dat we meer naast de huishoudens moeten staan en individuele behoeften ten aanzien van verduurzaming in kaart moeten brengen. Daarvoor is het nodig dat burgers weten hoe ze kenbaar kunnen maken waar zij hulp bij nodig hebben. McDonald stelt hier tegenover dat veel burgers met een middeninkomen wel willen verduurzamen, maar dat grote bedrijven hier niet altijd mogelijkheden voor bieden.

“Als je het bedrijf waarvoor je werkt als milieuvriendelijk ziet, zie je jezelf óók als milieuvriendelijk”

Niet alleen ondersteuning van grote publieke of private organisaties heeft invloed op de motivatie van burgers om duurzamer te leven. Van der Werff: "Om het gedrag van burgers te veranderen, zet de overheid vooral in op informatievoorziening en financiële prikkels. Maar uit onderzoek blijkt dat deze interventies op de korte termijn nauwelijks invloed hebben. Wel kunnen ze op de langere termijn een verandering in gang zetten met betrekking tot het bijstellen van normen en daarmee van gedrag. Initiatieven gericht op het collectief hebben op de korte termijn veel meer effect op gedragsverandering. Veel mensen vinden duurzaamheid belangrijk en willen hier graag aan bijdragen. Dat doen ze het liefst samen met anderen, bijvoorbeeld met buurtbewoners. De overheid en het bedrijfsleven moeten hier beter op inspelen. Als je het bedrijf waarvoor je werkt als milieuvriendelijk ziet, zie je jezelf namelijk óók als milieuvriendelijk." Akerboom voegt in deze context toe dat subsidies niet alleen naar de koplopersgroep moeten gaan: "Het is een illusie dat iedereen het eens moet zijn met de te nemen stappen voor de transitie. Maar er is wel meer kennis nodig om zicht te krijgen op wat mensen nodig hebben om deel uit te maken van de transitie. Daar moet meer wetenschappelijk onderzoek naar worden gedaan, waar de overheid vervolgens gebruik van kan maken."

Tijdens het debat bleek dat de zienswijzen van de aanwezigen over hoe de transitie moet worden vormgegeven, uiteenloopt. Toch was er een gemene deler, namelijk dat de urgentie voor versnelling van de transitie en voor een rechtvaardige verdeling van de lasten en opbrengsten door alle betrokken partijen wordt gevoeld. Van Hoogstraten: “We hebben het nu gehad over wat we moeten doen. Volgend jaar praten we over wat we hebben gedaan.”

Tekst: Naut Kaptijn en Paula van Loo