De alternatieven zijn nog steeds te duur, ook in de meeste proeftuinwijken. En het besluitvormingsproces is nog niet op orde. De commissie Van der Geest stelt voor bij de kabinetsformatie een besluit te nemen over een stapsgewijze verhoging van de belasting op aardgas om iets te doen aan het eerste probleem. Voor warmtenetten moet dit worden gecombineerd met een investeringsfonds, bestaande uit een risicofonds voor de ontwikkelfase en een goedkope achtergestelde lening voor de realisatiefase, zodat banken het resterende bedrag ook goedkoop kunnen lenen.
Bij het besluitvormingsproces is er meer nodig. Het basisidee bij het besluitvormingsproces is dat de gemeente in de transitievisie warmte aangeeft welke wijken voor 2030 aan de beurt zijn en welke alternatieven kansrijk zijn. Vervolgens maakt de gemeente aan de hand van het wijkuitvoeringsplan een keuze voor het definitieve aardgasalternatief voor een wijk en het moment waarop het gebruik van aardgas in de wijk wordt beëindigd. De gemeente stelt dit wijkuitvoeringsplan op in samenspraak met bewoners, gebouweigenaren, netbeheerders en andere stakeholders. De besluitvorming hierover wordt vervolgens formeel vastgelegd op basis van de nieuwe omgevingswet (die er nog niet is).
“Uitgangspunt bij onze reflectie is dat woningeigenaren de baas zijn in de eigen woning”
Belangrijke vragen die daarbij nog openstaan zijn hoe de positie van eigenaren, huurders en/of bewoners in dit proces wordt geborgd, welke bevoegdheden voor gemeenten nodig zijn om in het kader van een uitvoeringsplan op wijkniveau de levering van aardgas in een wijk te beëindigen en welke waarborgen met betrekking tot participatie voor de bewoner en gebouweigenaar hierbij nodig zijn. Het ministerie van BZK heeft maatschappelijke partijen uitgenodigd met een reflectie te komen over deze vragen.
Klimaatstichting HIER geeft in haar reflectie* aan dat we ons goed kunnen vinden in de keuze om te werken met een gemeentelijke transitievisie warmte, wijkuitvoeringsplannen en het gemeentelijk omgevingsplan. Maar op vijf punten is een nadere invulling nodig. Daarbij is ook de koppeling aan financiering belangrijk, omdat de beschikbaarheid van aantrekkelijke financiering van essentieel belang is voor een succesvol besluitvormings- en uitvoeringsproces. Uitgangspunt bij deze reflectie is dat woningeigenaren de baas zijn in de eigen woning. De gebruikelijke route van inspraak die gemeenten gewend zijn bij andersoortige besluitvorming, werkt hier niet. Besluitvorming door een gemeente is in de praktijk pas mogelijk bij voldoende zekerheid dat een ruime meerderheid van de woningeigenaren bereid is mee te werken.
“Het is veel logischer om de keuze voor een warmtebedrijf aan het einde van de ontwikkelfase te doen”
Eerste punt is dat een betere uitwerking van het wijkuitvoeringsplan nodig is . In onze ogen is een wijkuitvoeringsplan een proces van ongeveer acht jaar, waarin vier verschillende fases kunnen worden onderscheiden (oriëntatie, ontwikkeling, realisatie, beheer) en waarbij per fase meerdere opties mogelijk zijn voor bewonersparticipatie. Met als uitgangspunt dat in de realisatiefase (vrijwel) 100% participatie nodig is.
Tweede punt is de noodzaak van een participatiemeting onder alle voorafgaand aan de gemeentelijke besluitvorming over het omgevingsplan voor de wijk, waarin de definitieve keuze voor een bepaald warmtealternatief word vastgelegd. Doel van de meting is enerzijds de uitvoerbaarheid te testen en duidelijkheid te krijgen over het aantal woningeigenaren dat bereid is mee te werken aan de gekozen oplossing. De meting draagt er daarnaast aan bij dat de positie van bewoners, woningeigenaren en bewonersinitiatieven voldoende wordt geborgd.
Derde punt is de wijziging van de volgorde van de besluitvorming in de Warmtewet II. In de ontwerpwet staat dat een gemeente een warmtekavel en een warmtebedrijf aanwijst voor de start van het wijkuitvoeringsplan. Zowel bewoners, gemeenten als warmtebedrijven zijn van mening dat deze aanpak in de praktijk niet werkt. Bewoners vragen zich af welke keuze ze nog hebben, de gemeente raakt haar neutrale positie kwijt en warmtebedrijven worden medeverantwoordelijk voor de participatie. Het is veel logischer om de keuze voor een warmtebedrijf aan het einde van de ontwikkelfase te doen.
Vierde punt is de introductie van een vouchersysteem. De belangrijkste vragen die bewoners en woningeigenaren zich stellen zijn: ‘wat verandert er in mijn woning?’, ‘wat gaat het kosten?’ en ‘wie gaat dat betalen?’. Het huidige subsidie-instrumentarium sluit niet aan bij deze vragen. Het is te beperkt, te versnipperd, het voldoet niet aan het uitgangspunt van woonlastenneutraliteit en biedt geen langjarige zekerheid voor eigenaren en verhuurders. Het instrumentarium stimuleert woningeigenaren ook niet om mee te werken aan de wijkaanpak. Een vouchersysteem voor woningeigenaren is een logisch alternatief. Zij mogen dit geld inzetten bij het aardgasvrij maken van de eigen woning, zodra het omgevingsplan voor de wijk is vastgesteld. Dit bevordert bewonersparticipatie en creëert een krachtige incentive voor woningeigenaren om te komen tot een omgevingsplan voor de wijk.
“In de meeste gevallen kiezen bewonersinitiatieven voor een modern warmtenet, vaak i.c.m. met energiebesparing”
De warmtetransitie staat hoog op de prioriteitenlijst van bewonersinitiatieven. De Lokale Energie Monitor telt in 2020 minstens 77 lokale initiatieven met concrete plannen en projecten op het gebied van warmte. Dit zijn er 23 meer dan in 2019. Verreweg de meeste projecten zijn in de onderzoeksfase. In de meeste gevallen kiezen bewonersinitiatieven voor een modern warmtenet, vaak in combinatie met voldoende energiebesparing. Op dit moment is er in Nederland nog nauwelijks ervaring met dergelijke warmtenetten in lokaal eigendom. Daarom is het nodig dat de komende jaren pilots worden ondernomen waarbij de kinderziekten bekend worden, risico’s in kaart gebracht worden, en daarna gewaardeerd en gemitigeerd kunnen worden.
Om bewonersinitiatieven de mogelijkheid te bieden in samenspraak met de gemeente tot een lokaal warmtenet te komen, is er net als bij overheden een warmtefonds nodig voor bewonerscoöperaties nodig om de ontwikkelkosten te financieren en voor een achtergestelde lening die aanvullend is op de overige financiering. Dit warmtefonds kan daarnaast bijdragen aan de borging en het beschikbaar stellen van de maatschappelijke kennis rond warmtenetten.
*De volledige reflectie vind je hier
Bovenstaande voorstellen worden besproken met Agnes Mulder (CDA) en Ferd Crone (PvdA) tijdens de deelsessie van het Webinar “Under Construction” op 11 maart van de werktafel gebouwde omgeving van het Klimaat Akkoord.