Zoeken

Is waterstof het nieuwe aardgas?

Auteur

Bert Tieben

De RLI wil dat de overheid zo snel mogelijk een landelijk dekkend waterstofnet aanlegt. Maar zo lang niet duidelijk is welke rol waterstof vervult in het toekomstige energiesysteem is zo’n stap prematuur, betoogt Bert Tieben.

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) publiceerde op 25 januari een interessant advies over de rol van waterstof in de energietransitie. Waterstof zal volgens de RLI een ‘essentieel onderdeel’ worden van het energiesysteem van de toekomst. Het advies presenteert daarom een mix van aanbevelingen, gericht op het stimuleren van zowel de vraag als het aanbod van waterstof. Nummer 1 op deze lijst is de aanbeveling aan de overheid om op ‘korte termijn’ te investeren in een ‘hoofdtransportnet voor waterstof met import- en exportmogelijkheden’ door de ombouw van het nationale aardgasnet. De RLI ziet hierin een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van een waterstofmarkt. Ook moet de overheid een waterstofbeurs oprichten om de handel in waterstof te faciliteren naar het voorbeeld van de huidige stroom- en gasbeurzen.

Het advies van de RLI lijkt economisch rationeel. Welk bedrijf investeert in leidingen als het product dat er doorheen moet stromen zelf nog niet tot wasdom is gekomen? Hier ligt een zogenoemd ‘marktfalen’ dat om een actieve rol van de overheid vraagt. Eerst de weg, dan het verkeer. Het lijkt de oplossing voor een klassiek kip-ei probleem. Bovendien heeft Nederland een economisch-strategisch belang met de aanleg van een waterstofsnelweg. Volgens de RLI heeft ons land relevante kennis en ervaring, mede door de omvang van de industrie en de aardgassector. We kunnen een ‘voorsprong nemen binnen Europa’ en zelfs een ‘voortrekkersrol’ vervullen. Dit brengt economische kansen met zich mee.

“De roep van de RLI om infrastructurele investeringen door de overheid komt te vroeg”

Waterstof is zonder meer interessant als duurzame grondstof en energiedrager voor de energie-intensieve industrie. Maar de roep van de RLI om infrastructurele investeringen door de overheid komt te vroeg. Het advies om te investeren in een hoofdtransportnet met vertakkingen naar het buitenland doet mij sterk denken aan het pleidooi tien jaar geleden voor investeringen in een gasrotonde. Het idee toen was dat de internationale positie van Nederland als gasproducent zou afnemen. De daling in productie zou moeten worden opgevangen door het Nederlandse gasnet te gebruiken als de draaischijf in de Noordwest-Europese gasmarkt. Import en export als economisch model. Handel zit de Nederlanders tenslotte in de genen.

De gasrotonde zou bovendien helpen om de voorzieningszekerheid te waarborgen als de gasproductie uit eigen bodem zou afnemen. En de investeringen zouden een aanjager zijn van de economie, die na de crisis van 2008 wel een impuls kon gebruiken. Het ministerie van Economische Zaken liet het plan doorrekenen door The Brattle Group. De conclusie: de gasrotonde zou tussen 2010 en 2020 liefst 136.000 arbeidsjaren aan extra werkgelegenheid opleveren.

Van dit banenplan is daarna weinig meer vernomen. Een deel van de investeringen in extra transportcapaciteit is nooit gerealiseerd, simpelweg omdat er geen vraag naar was. In 2015 riep TNO op de gasrotonde nog eens te overdenken. Investeren in infrastructuur voor een fossiele brandstof verhoudt zich slecht met het voornemen de energiehuishouding vergaand te verduurzamen. TNO waarschuwde bovendien dat Nederland niet vanzelfsprekend het centrum van de Noord-West Europese gashandel zou worden. Ook in omringende landen zoals België en Engeland werd geïnvesteerd in gasinfrastructuur, zoals LNG-terminals voor de import van gas.

“Waterstof kan voor de energie-intensieve industrie de reddingsboei zijn in een wereld die wil verduurzamen”

Nu keert de gasrotonde terug, maar dan als duurzaam alternatief voor aardgas. Het was goed geweest als de RLI in zijn advies kritisch naar de ervaringen met de gasrotonde had gekeken. Dan was wellicht de vraag gesteld: Wat is het economisch voordeel van overheidsgefinancierde investeringen in een waterstofnet? Waarom moet Nederland een voortrekkersrol vervullen in de waterstofmarkt en wat levert dat op? Het antwoord zou logischerwijs vooral moeten liggen bij het behoud van werkgelegenheid in de energie-intensieve industrie. Waterstof kan voor deze sector van de Nederlandse economie wel eens de reddingsboei zijn in een wereld die wil verduurzamen. Maar de voortrekkersrol in de internationale waterstofmarkt klinkt te veel als de ooit gedroomde centrale positie in de Europese aardgasmarkt. Die 136.000 arbeidsjaren aan extra werk zijn nooit gerealiseerd, omdat de investeringsagenda uiteindelijk veel beperkter bleek.

Hierin ligt een volgende waarschuwing voor de waterstofdiscussie. Waarom is de gasrotonde in fysieke zin nooit tot stand gekomen? Het antwoord is dat er geen behoefte aan was. Leidingen leggen is duur. Netbeheerder GTS peilt in een open season eerst de behoefte bij marktpartijen aan extra transportcapaciteit voordat de spade de grond in gaat. Een net aanleggen voordat duidelijk is wie het gaat gebruiken is het paard achter de wagen spannen. Op dit moment is volstrekt onduidelijk welke partijen op welk moment waterstof gaan afnemen en wie de producent daarvan zal zijn. Dat op korte termijn te realiseren waterstofnet zal voorlopig niets te doen hebben en gaat met andere woorden een ongewisse toekomst tegemoet. De overheidsmiddelen kunnen elders beter bijdragen aan de verduurzaming.

“Een net aanleggen voordat duidelijk is wie het gaat gebruiken is het paard achter de wagen spannen”

Daar komt de vraag bij waarom de overheid aan zet is bij het bouwen van een waterstofsnelweg. De RLI ziet waterstof als een essentieel onderdeel van de energietransitie, maar de onderliggende analyse maakt duidelijk dat het potentieel vooral ligt bij de industrie. In sectoren zoals de mobiliteit, de elektriciteitsproductie en de gebouwde omgeving zal het aandeel waterstof volgens vrijwel alle scenario’s beperkt blijven. Voor de industrie is het potentieel groot. De sector is ook thans de grootste consument van waterstof voor diverse chemische processen.

Juist de industrie heeft doorgaans de financiële slagkracht om infrastructurele investeringen tot stand te brengen, waar bijvoorbeeld kleinverbruikers en huishoudens die niet hebben. Ook anno 2021 weten vraag en aanbod elkaar te vinden in de industriële waterstofmarkt. Een bedrijf als Air Liquide produceert waterstof voor zijn industriële klanten en transporteert dat over grote afstand. Het bedrijf heeft bijna duizend kilometer aan leidingen voor het transport van waterstof in een netwerk dat industriële clusters in drie landen verbindt: Nederland, België en Frankrijk. Welke meerwaarde een overheidsgefinancierd transportnet voor waterstof in deze markt gaat vervullen is mij niet duidelijk. Het overheidskarakter van de nationale netbeheerder voor aardgas GTS lijkt mij hierbij zelfs een nadeel. Het beperkt de reikwijdte van het aan te leggen net tot de nationale grenzen, waar de industrie overduidelijk behoefte heeft aan grensoverschrijdend verkeer. Een bedrijf heeft in deze internationale markt meer flexibiliteit en slagkracht dan de Nederlandse overheid.

“Juist de industrie heeft doorgaans de financiële slagkracht om infrastructurele investeringen tot stand te brengen”

Het is goed dat de RLI bijdraagt aan de maatschappelijke discussie over de rol van waterstof in de energietransitie. Maar het pleidooi voor een overheidsgefinancierde transportinfrastructuur voor het nieuwe ‘aardgas’ is prematuur. Met Pieter Boot concludeer ik: ‘Het lijkt zonde de ruggengraat van het gasnet zonder na te denken buiten werking te stellen.’ Waterstof is geen stand-alone oplossing, maar heeft een wisselwerking met elektriciteit, warmte, CO2-afvang en opslag en andere vormen van duurzaam gas zoals groengas. Nu investeren in een waterstofnet gaat voorbij aan de interacties met die andere onderdelen van de energieketen met als mogelijk ongewenst effect een ‘lock in’. Dan blijkt in de toekomst dat we vastzitten aan een infrastructuur die we met de wijsheid van dan liever niet hadden willen hebben. Dat kunnen we voorkomen door het bedrijfsleven het voortouw te geven bij het bepalen van de investeringsagenda en weg te blijven bij het verlangen naar een internationale voortrekkersrol.

Bert Tieben

Bert Tieben is methodoloog en expert energie & duurzaamheid bij SEO Economisch Onderzoek